Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-573, 11 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-573

betreft: [klager]            datum: 11 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 mei 2018 van de beklagcommissie van de locatie Sittard bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Limburg-Zuid alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2018, gehouden in p.i. Vught, is gehoord klagers raadsman mr. N. Hendriksen. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van p.i. Sittard heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:        

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Klager beklaagt zich erover dat hij deel moet nemen aan de arbeid, terwijl hij arbeidsongeschikt is verklaard (G-2018/000202).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens  klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Dat klager tijdens de arbeidstijden in zijn cel wordt geplaatst is op zich niet raar. Echter klager moest arbeidsongeschikt worden verklaard. Klager is eerder in p.i. Ter Apel namelijk praktisch arbeidsongeschikt verklaard, vanwege het ontbreken van een passende functie. Deze status blijft volgens klager  in een nieuwe inrichting bestaan, totdat die wordt aangepast. Bij binnenkomst in de p.i. Sittard werd klager arbeidsgeschikt verklaard. Er werden namelijk geen allergieën geconstateerd. Dit terwijl de klachten al geruime tijd onverminderd aanwezig zijn. Op 8 juni 2017 is geoordeeld dat klager kan werken, maar dat rekening gehouden dient te worden met de beperkingen van de knie en linker pols. De klachten van klager zijn onverminderd. Daarmee werd onvoldoende rekening gehouden. De directeur moet passende arbeid voor klager vinden. Klager wordt nu telkens opgehaald voor de arbeid, maar wordt ook iedere keer weggestuurd door de werkmeester, vanwege fysieke ongemakken bij klager. Hij moet namelijk met stof werken, terwijl klager daarvoor allergisch is. Klager is bereid te werken. De directie zei tijdens de beklagzitting toe, passende arbeid te vinden. Dat is vooralsnog niet gebeurd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Dat standpunt luidde als volgt. De medische dienst rapporteerde dat klager arbeidsgeschikt is, met de aantekening dat hij lichte werkzaamheden dient te verrichten en maximaal vijf kilogram mag tillen. Een arbeidsgeschikte gedetineerde die niet deelneemt aan de arbeid, wordt tijdens de voor de arbeid bestemde uren ingesloten. Klager werd op 2 maart 2017 gezien door een inrichtingsarts. Klager werd doorverwezen naar een dermatoloog, maar werd wel geschikt bevonden voor de arbeid.

3.         De beoordeling

In artikel 47 van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde recht heeft op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. De directeur dient zorg te dragen voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard van de detentie zich daar niet tegen verzet. Tot een vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerden zijn, ingevolge het derde lid van artikel 47 Pbw, verplicht de aan hen opgedragen arbeid, zowel binnen als buiten de inrichting, te verrichten.

De beroepscommissie merkt op dat indien een gedetineerde arbeidsongeschikt is verklaard, hij niet deelneemt aan arbeid. De medische dienst van de inrichting bepaalt of een gedetineerde al dan niet arbeidsongeschikt is. Gedetineerden die voorafgaand aan hun detentieperiode of in een andere penitentiaire inrichting reeds arbeidsongeschikt zijn verklaard, worden opnieuw beoordeeld door de medische dienst, omdat de arbeid in een penitentiaire inrichting een ander karakter en andere functie heeft dan arbeid in de vrije maatschappij. Het is de taak van de inrichtingsarts om klager al dan niet arbeidsongeschikt te verklaren. Dit is immers een medisch oordeel. De directeur moet vervolgens het medische oordeel van de inrichtingsarts in ogenschouw nemen en naar aanleiding daarvan al dan niet passende arbeid aanbieden.

De beroepscommissie stelt vast dat uit de stukken blijkt dat klager arbeidsgeschikt werd verklaard. Uit de brief van het hoofd zorg van 27 juni 2017 volgt dat klager arbeidsgeschikt verklaard werd, er geen allergieën gevonden werden, maar dat wel rekening gehouden moet worden met klagers knie en pols. En dat klager lichte werkzaamheden kan verrichten. In het MDO verslag van 28 februari 2018 staat dat de arts bepaalde dat klager kan werken, maar dat wordt aangeraden hem lichte werkzaamheden te laten verrichten en dat klager hooguit kan tillen tot vijf kilogram. Ook uit het medisch dossier komt niet naar voren dat klager arbeidsongeschikt is verklaard.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager niet arbeidsongeschikt werd verklaard. Klager heeft gelet daarop een arbeidsplicht, met dien verstande dat het moet gaan om lichte werkzaamheden. De beroepscommissie merkt op dat er sprake is van een impasse. De raadsman stelt dat klager opgehaald wordt voor de arbeid, naar de arbeid gaat en vervolgens weggestuurd wordt door de werkmeester vanwege zijn fysieke klachten. Dit is niet weersproken door de directie. Het behoort tot de zorgplicht van de directeur om voor passende arbeid te zorgen. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er onvoldoende zorg wordt gedragen voor het zoeken naar en aanbieden van passende arbeid. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. ds. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 11 oktober 2018         

           

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven