nummer: R-462
betreft: [klager] datum: 15 oktober 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 maart 2018 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans, en mevrouw […], plaatsvervangend directeur van de p.i. Grave. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het ontzeggen van de toegang tot p.i. Grave op 21 augustus 2017 na terugkeer van een strafonderbreking (GO 2017/399).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft nooit de intentie gehad om te ontvluchten. Hij deed er alles aan om zich op tijd te melden op 21 augustus 2017. Het Openbaar Ministerie (OM) gaf per e-mail aan dat klager zich weer kon melden bij p.i. Grave. In de e-mail werd geen tijdstip genoemd. Klager dacht daarom dat hij elk moment naar de p.i. kon gaan. Eenmaal daar sprak hij bij de ingang met een p.i.w.-‘er. Die p.i.w.-‘er kwam die dag van vakantie terug om spullen op te halen. Toen klager zich niet kon melden, mailde hij om 16.15 uur naar het OM dat hij niet werd binnengelaten in de p.i. Om 16.50 uur mailde het OM dat contact was opgenomen met de HvB Grave en dat klager zich kon melden bij de portier. De oorspronkelijke afspraak was dat klager zich zou melden bij de rechtbank. Daar is hij echter niet geweest. Tot het moment van aanhouding op 20 september 2017 heeft klager zich niet gemeld. Hij verbleef bij zijn moeder om voor haar te zorgen. Klager genoot namelijk strafonderbreking om voor haar te zorgen. De aanhouding heeft verregaande gevolgen voor klager. Uit navraag bij de betreffende p.i.w.-‘er bleek dat hem niet gevraagd werd of hij tijdens zijn vakantie wel of niet bij de p.i. is geweest en met klager heeft gesproken. Verzocht wordt dan ook om de zaak aan te houden teneinde p.i.w.-‘er hierover te horen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de stukken in het dossier blijkt dat klager zich op 21 augustus 2017 om 13.00 uur moest melden bij de Rechtbank. Daarvoor belde klager naar de rechtbank dat hij niet kon komen. Om 14.00 uur ontving hij een e-mail dat hij kon bellen voor de uitspraak. Om 16.15 uur stuurde hij zelf een e-mail naar het OM dat hij niet werd toegelaten bij de p.i. Grave. In reactie daarop stuurde het OM om 16.50 uur een e-mail naar klager met de mededeling dat hij zich kon melden bij de portier van HvB Grave. Klager schreef in zijn handgeschreven stukken dat hij zich om 17.30 uur meldde. Nu klager aangeeft dat hij zich maar één keer meldde bij de p.i. volgt uit voorgaande dat klager inconsistent is in zijn verhaal. Klager stelt dat hij contact opnam met een medewerker van de p.i. die aan hem vertelde dat hij zich bij de politie moest melden. Vervolgens stelt klager dat dat niet kon, omdat hij werd aangehouden. Dat klopt niet. Klager werd pas op 20 september 2017 aangehouden en naar de p.i. overgebracht. Klager meldde zich niet op 21 augustus 2017 bij de p.i. en ook niet bij de rechtbank. Daar zou de p.i dan melding van hebben gekregen en dat is niet gebeurd. Klager is daarom als ontvlucht aangemerkt. Klager werd vervolgens uiteindelijk op 20 september 2017 aangehouden en naar de p.i. Grave overgebracht. Bij de pi.w.-‘er werd twee keer nagevraagd hoe het een en ander precies ging; de laatste maal op de ochtend van de huidige zitting door de directeur. Hij gaf aan dat hij ooit met klager voor de ingang van de p.i. sprak, maar weet niet meer wanneer dat was. Echter dit was niet op 21 augustus 2017, omdat hij van 12 augustus 2017 tot en met 28 augustus 2017 op vakantie was. Hij is tijdens zijn vakantie niet bij de p.i. geweest. Er is geen andere p.i.w.-‘er met dezelfde naam werkzaam bij de p.i..
3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het aanhoudingsverzoek van klager af, nu zij zich op basis van de stukken en het behandelde ter zitting zich voldoende voorgelicht acht om op het beroep te beslissen.
De beroepscommissie stelt vast dat er sluitende afspraken met klager gemaakt waren. Hij moest zich op 21 augustus 2017 om 13.00 uur melden bij de rechtbank. Dat deed hij niet en dat liet hij vooraf weten. Klager stelt dat hij zich later die dag meldde bij de p.i. Grave en dat hem toen de toegang is ontzegd. Dit wordt weersproken door de directeur, die benadrukt dat nergens uit blijkt dat klager zich die dag bij de p.i. heeft gemeld. Dat klager op die dag een email aan het OM heeft gestuurd dat hij niet werd binnengelaten in de p.i., maakt nog niet aannemelijk dat klager bij de p.i. is geweest. Bovendien lopen de verklaringen van klager over het tijdstip waarop hij zich bij de p.i. zou hebben gemeld uiteen. Evenmin is aannemelijk geworden dat klager op die dag de betreffende p.i.w.-‘er bij de p.i. zou hebben gesproken. Dit is door deze p.i.w.-er tegenover de directeur ontkend. Klager heeft zich evenmin in de daarop volgende dagen gemeld bij de p.i. of de politie tot het moment dat hij op 20 september 2018 werd aangehouden.
Gelet op het hiervoor overwogene is niet aannemelijk geworden dat aan klager op 21 augustus 2017 de toegang is ontzegd tot de p.i. Grave. Het beroep zal dan ook ongegrond verklaard worden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 15 oktober 2018
secretaris voorzitter