Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-439, 15 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

nummer:          R-439

betreft: [klager]            datum: 15 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.J. Penners, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 april 2018 van de alleensprekende beklagrechter van de locatie Sittard, bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-Limburg alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2018, gehouden in p.i. Vught, is gehoord klagers raadsman mr. M.M.J.P. Penners. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de locatie Sittard liet weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Klager beklaagt zich erover dat tijdens een cel inspectie op 23 februari 2018 persoonlijke spullen zijn vernield (G-2018-000117).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij een grote controle zijn drie jassen gesloopt. Van twee jassen werd de zoom opengetrokken. Ook werden twee pakken ice tea opengetrokken en leeggegooid. Hetzelfde geldt voor een fles zonnebloemolie. Een deel van die olie viel op de grond. Een van de jassen viel in de olie. Daarnaast werd hardhandig omgegaan met zijn koelkast, waardoor die stuk ging. Klager meldde diezelfde dag de schade bij twee personeelsleden, genaamd Theo en Paul. Zij namen de schade ook waar. Het verbaast klager dat de directeur dat niet vernam. De beschadigde koelkast werd daarop diezelfde dag vervangen. De schade bedraagt €150,=. Dit is niet te onderbouwen met bonnetjes, maar klager vindt dit een redelijk bedrag voor drie jassen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht. Dat standpunt luidt als volgt. Wanneer tijdens een inspectie schade wordt toegebracht aan eigendommen, wordt daarvan melding gedaan. Dit moet direct na de constatering gebeuren. Dat deed klager niet. Ook moet klager op een deugdelijke wijze kunnen aantonen dat hij schade ondervond.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 34, eerste lid en onder a van de Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimten van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur, in het kader van zijn zorgplicht, tijdens het uitvoeren van een cel inspectie de verantwoordelijkheid draagt voor de goederen van gedetineerden.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit hetgeen in beroep is aangevoerd aannemelijk is geworden dat klager direct na de cel inspectie de schade heeft gemeld, nu onweersproken is dat zijn bij de cel inspectie beschadigd geraakte koelkast wel direct werd vervangen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De hoogte van de schade is echter niet vast te stellen, nu klager niet over bewijsstukken van de waarde van de betrokken goederen beschikt. De beroepscommissie is van oordeel dat klager wel een tegemoetkoming toekomt voor het ontstane ongemak, en zal de hoogte ervan vaststellen op € 10,=

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 15 oktober 2018                    

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven