Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-337, 23 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-337

betreft: [Klager]           datum: 23 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[Klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2018, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus. De directeur van de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om een verslag van horen te doen opmaken. De voorzitter geeft aan dat van het verhandelde ter zitting verslag zal worden opgemaakt en dat de directeur de gelegenheid krijgt om daarop desgewenst schriftelijk te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:        

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie, ingaande op 4 februari, vanwege het aantreffen van een briefje in het wasgoed van klager met daarop de mededeling dat een medegedetineerde een “snitch” is (VU 2018/000254).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Bij het inleveren van de waszak werd de inhoud van de vuile was op één hoop gegooid. Tien minuten later confronteerde een medewerker klager met een briefje dat uit zijn was zou zijn gevallen. Klager ontkent dat hij iets te maken heeft met het briefje en dat hij het briefje onder zich heeft gehad. Klager ontkent verder dat hij het briefje heeft geschreven. Niet uitgesloten is dat het briefje van een ander had kunnen zijn, omdat het is gevonden tussen de gezamenlijke was. Er had nader onderzoek gedaan moet worden door bijvoorbeeld een handschriftanalyse uit te voeren. Ook is er geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen klager en de desbetreffende medegedetineerde die werd genoemd in het briefje. Klager heeft tegen een medewerker gezegd dat hij niet te allen tijde eerlijk kan zijn naar medewerkers van de penitentiaire inrichting, maar hij bedoelde dat in algemene zin en zijn opmerking heeft geen betrekking op onderhavige zaak.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de was op één hoop werd gegooid en dat hij later is geconfronteerd met een briefje waarop – zakelijk weergegeven – iets naars is geschreven over een medegedetineerde. Klager heeft zijn standpunt evenwel naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk gemaakt en vindt geen steun in het dossier. Het dossier, in het bijzonder het verweerschrift van de directeur en het schriftelijk verslag van 14 februari 2018, biedt afdoende aanknopingspunten dat specifiek de was van klager is gecontroleerd. De beroepscommissie heeft geen aanleiding om aan de inhoud van eerdergenoemde stukken te twijfelen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling van gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 23 oktober 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven