Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1653, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-1653

Betreft:            [Klager]           datum: 4 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 september 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 26 september 2018 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn te melden, ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is op 15 augustus 2018 opgeroepen zich op 26 september 2018 in de p.i. Groot Alphen te melden voor het ondergaan van 21 dagen gevangenisstraf. Op 20 augustus 2018 heeft klagers raadsman, mr. A.P. Stipdonk, namens klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 13 september 2018 ongegrond is verklaard. De selectiefunctionaris heeft klager, teneinde de beroepscommissie in de gelegenheid te stellen op het beroep te beslissen, uitstel van zijn melddatum verleend en klager op 25 september 2018 opgeroepen zich op 10 oktober 2018 in de p.i. Groot Alphen te melden voor het ondergaan van de hiervoor genoemde gevangenisstraf. 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij verzoekt uitstel van zijn melddatum, zodat zijn raadsman de tijd heeft een verklaring inzake zijn detentieongeschiktheid voor hem aan te vragen. Zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid is niet goed en het ondergaan van de hem opgelegde gevangenisstraf kan zijn conditie verslechteren. Daarnaast is hij mantelzorger voor zijn vrouw, die onder behandeling is bij Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Rivierduinen in Leiden. Hij heeft te weinig tijd om opvang en hulp voor haar te organiseren.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Nu de noodzaak tot tenuitvoerlegging voorop staat, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. De door klager aangevoerde gronden vallen niet onder de aanwijzing van het Openbaar Ministerie omtrent het uitstelbeleid. Met betrekking tot klagers lichamelijke en geestelijke klachten adviseert de selectiefunctionaris klager zijn medische gegevens mee te nemen naar de inrichting, die over een medische dienst beschikt waar klager met zijn medische hulpvragen terecht kan. Tevens kan klager na binnenkomst in de inrichting spoedig naar de psycholoog worden doorgeleid. Klager heeft zowel in bezwaar als in beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd of bewijzen meegestuurd waaruit blijkt dat een detentieongeschiktheidsverklaring dient te worden aangevraagd. Mantelzorg past niet binnen het geldende beleid met betrekking tot het verlenen van uitstel van de tenuitvoerlegging van lopende vonnissen. Niet bekend is waarom klager als mantelzorger optreedt. Hij kan in dat kader evenwel een beroep doen op thuiszorg. Voorts zouden familieleden en bekenden een ondersteunende rol bij de verzorging en/of opvang van zijn vrouw kunnen spelen.

4.         De beoordeling

 Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht in verband met zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid en vanwege het feit dat hij mantelzorger voor zijn vrouw is. De beroepscommissie stelt voorop dat klager zijn lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten niet heeft gespecificeerd en voorts dat hij onvoldoende heeft onderbouwd waarom hem als gevolg daarvan  uitstel van zijn meldplicht zou moeten worden verleend. Nu klager zowel in bezwaar als in beroep geen medische bescheiden ter onderbouwing van zijn – niet nader gespecificeerde – klachten heeft overgelegd, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid geen aanleiding kunnen zien de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering te verzoeken een advies uit te brengen omtrent de mate waarin klager al dan niet detentiegeschikt is. Voor zover klager heeft betoogd dat hij mantelzorger van zijn vrouw is, heeft hij niet toegelicht waaruit de zorg die hij zijn vrouw verleent, bestaat en evenmin waarom de zorg die hij verleent, zodanig specifiek of belastend is dat daarin niet (tijdelijk) door iemand anders kan worden voorzien. Nu klager bovendien reeds op 13 juni 2016 onherroepelijk tot het ondergaan van de hem opgelegde gevangenisstraf is veroordeeld en daarvan reeds lange tijd op de hoogte is, heeft hij voldoende gelegenheid gehad op de tenuitvoerlegging daarvan te anticiperen. Het beroep zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook ongegrond worden verklaard.  

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 4 oktober 2018.

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven