Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-852, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-852

betreft: [klager]            datum: 4 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Vaststaat dat klagers vriendin ernstig ziek is ten gevolge van haar zwangerschap (zwangerschaps HG) en sinds 12 april 2018 als gevolg hiervan niet meer op bezoek geweest bij klager. De medisch adviseur heeft incidenteel verlof geïndiceerd geacht, nu de partner van klager vanwege het hevige braken niet in staat is tot reizen. Daarbij is het geenszins een vaststaand gegeven dat de klachten na 20 weken afnemen. De selectiefunctionaris heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen noodzaak is voor incidenteel verlof. Het kan bovendien niet zo zijn dat de selectiefunctionaris pas twee en een halve maand na het indienen van het verzoek beslist dat deze wordt afgewezen bij gebrek aan noodzaak. Voorts heeft de selectiefunctionaris ten onrechte een overleveringsverzoek als beletsel voor incidenteel verlof aangenomen. Klager ontvangt immers sinds januari 2018 incidenteel verlof in verband met zijn eigen medische toestand. Bovendien is het bevel tot gevangenhouding door de Duitse rechtbank opgeheven.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Uit de bezoekerslijst blijkt dat klager nog voordat het bestreden besluit is genomen, op 4 juli 2018 bezoek zonder toezicht van zijn vriendin heeft ontvangen. Hetzelfde geldt op de dag van het bestreden besluit, op 9 juli 2018 en hangende het beroep, op 19 juli 2018. Gelet hierop is de noodzaak van incidenteel verlof niet gebleken. Voortschrijdend inzicht brengt mee dat in het bestreden besluit ten onrechte de omstandigheid is meegewogen dat de Duitse autoriteiten hebben verzocht om uitlevering.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden, wegens een lopend uitleveringsverzoek. 

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

De medisch adviseur heeft in het advies van 18 juni 2018 incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd geacht, nu de vriendin van klager last heeft van zwangerschapsklachten waardoor zij momenteel niet in staat is tot reizen. De klachten verdwijnen vanzelf na 12 tot 20 weken.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek, wegens witwassen en oplichting. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is bepaald op 14 augustus 2019.

Uit het dossier blijkt dat klager op 28 juni 2018 middels een vrijhedenadvies van de inrichting heeft verzocht om incidenteel verlof teneinde zijn vriendin te bezoeken die een zware zwangerschap ondergaat. Op 9 juli 2018 is het verzoek afgewezen door de selectiefunctionaris. Het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek.

Ingevolge artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen bezoeken.

Uit de stukken komt naar voren dat klager op 4 juli 2018 en op 9 juli 2018 (en op 19 juli 2018) bezoek zonder toezicht heeft ontvangen van zijn vriendin. Op het moment dat het bestreden besluit is genomen bestond derhalve niet (meer) de noodzaak tot het verlenen van incidenteel verlof. Voor zover namens klager is aangevoerd dat de selectiefunctionaris pas twee en een halve maand na het verzoek hierop heeft beslist, overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken blijkt dat het verzoek is ingediend op 28 juni 2018 en dat hierop is beslist op 9 juli 2018. Dit betekent dat binnen anderhalve week op het verzoek is beslist, hetgeen niet als onredelijk kan worden aangemerkt.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers secretaris, op 4 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven