Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-616, 8 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-616

betreft: [Klager]           datum: 8 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Aken, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman, mr. C. van Aken, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens betrokkenheid bij een vechtpartij (AB-2017-552).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet, althans niet in een voor hem begrijpelijke taal gehoord ter zake het voorval. Hij heeft de Ghanese nationaliteit, hij heeft jaren in Engeland gewoond  en hij is de Nederlandse taal niet goed machtig. Zijn raadsman communiceert in het Engels met hem en bij zijn strafzaak is een Engelse tolk aanwezig. Hij is evenwel niet in het bijzijn van een tolk door de directeur gehoord. Klager is op geen moment voorafgaand aan of na het voorval agressief geweest, noch heeft hij zich agressief of baldadig opgesteld. Er is een pot pindakaas tegen zijn hoofd gegooid, waar hij een hoofdwond aan heeft overgehouden. Hij was niet de agressor bij het incident, maar voelt zich daar het slachtoffer van. Namens klager wordt verwezen naar de tegenstrijdigheden in het dossier, waarbij wordt verwezen naar RSJ 16 oktober 2012, 12/1567/GA. De bestreden disciplinaire straf had niet moeten worden opgelegd en is disproportioneel. De disciplinaire straf is op 4 november 2017 ingegaan terwijl de beschikking dateert van 5 november 2017. Zodoende is de disciplinaire straf met terugwerkende kracht opgelegd. In dat kader wordt verwezen naar RSJ 10 oktober 2014, 14/2060/GA. Het feit dat het voorval in het weekend en in de avond zou hebben plaatsgevonden, dient geen beletsel te vormen, nu de directeur een gedetineerde ook telefonisch kan horen.   

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De in het verslag genoemde datum van insluiting klopt niet. Klager is na het voorval op 4 november 2017 door de medische dienst gezien en vervolgens om 18.00 uur ingesloten. Daar het voorval in het weekend en in de avond heeft plaatsgevonden, is klager de volgende ochtend gehoord, waarna hem een disciplinaire staf is opgelegd. De straf is ingegaan op het daadwerkelijke moment van insluiting, te weten op 4 november 2017 om 18.00 uur. De medische dienst heeft bevestigd dat een pot pindakaas tegen het hoofd van klager is gegooid. Daar is een woordenwisseling met de betreffende medegedetineerde aan voorafgegaan. Klager heeft een waarschuwing gekregen en had afstand kunnen nemen van de situatie, maar hij is niettemin de cel van de medegedetineerde ingegaan. De pot pindakaas is, anders dan klager stelt, in de cel van die medegedetineerde tegen het zijn hoofd gegooid. Het personeel dat op de afdeling onder bij de trap stond, heeft geen pot pindakaas gezien. Bovendien lagen in de cel van de medegedetineerde scherven van deze pot. De directeur heeft klager half in het Nederlands en half in het Engels gehoord. Volgens het personeel is altijd goed met klager te communiceren en kan klager het altijd goed overbrengen als hij iets wil. Klager heeft goed begrepen dat en waarom aan hem een disciplinaire straf was opgelegd. 

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de beschikking tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf op 5 november 2017 door de directeur is ondertekend. De directeur heeft ter zitting verklaard klager op 5 november 2017 te hebben gehoord alvorens hem een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen op te leggen. Die straf is evenwel op 4 november 2017 om 18.00 uur ingegaan. Zodoende is de disciplinaire straf met terugwerkende kracht opgelegd, hetgeen in strijd is met de Pbw. Het beroep zal derhalve reeds om die reden gegrond worden verklaard.

Vaststaat dat op 4 november 2017 een vechtpartij tussen klager en een medegedetineerde heeft plaatsgevonden, waarbij zowel klager als de medegedetineerde verwondingen hebben opgelopen. De directeur heeft klager, als zijnde de agressor van deze vechtpartij, de bestreden disciplinaire straf opgelegd. Daargelaten welke rol klager bij de vechtpartij heeft gehad, staat vast dat hij bij een vechtpartij met een medegedetineerde betrokken is geweest en zich daarvan kennelijk niet heeft gedistantieerd. Een dergelijk geweldsincident brengt de orde, rust en veiligheid in de inrichting in gevaar, zodat de directeur klager in redelijkheid de bestreden disciplinaire straf heeft kunnen opleggen. De aan klager opgelegde straf is niet disproportioneel.

Voor zover klager aanvoert dat hij niet in een voor hem begrijpelijke taal is gehoord, stelt de beroepscommissie vast dat gesteld noch gebleken is dat het klager naar aanleiding van het hoorgesprek met de directeur niet duidelijk is geworden welke straf hem zou worden opgelegd en ter zake van welke gedraging.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal klager, nu de bestreden beslissing wezenlijk niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, enkel voor het formele gebrek dat daaraan kleeft een tegemoetkoming toekennen en stelt de hoogte daarvan vast op € 25,=. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, ing. M.J. Mulders en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 8 oktober 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven