Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-469, 8 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-469

betreft: [Klager]           datum: 8 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.V. van Blitterswijk, namens […], verder te noemen klager,gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager. De directeur van de locatie Hoogvliet is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

        

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht, alsmede de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoeker voor de duur van drie maanden, in verband met het vermoeden dat klager contrabande van zijn bezoeker heeft aan- en ingenomen (Ho-2018-000022).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De rapportage waarop de bestreden beslissing is gebaseerd, berust op een vergissing. Klager heeft enkel zijn mond afgeveegd en er is geen sprake van geweest dat hij iets in zijn mond heeft gestopt of ergens op heeft gekauwd. Vanwege zijn psychotische stoornis is hij vaak erg onrustig, als gevolg waarvan dikwijls sprake is van (waarneembaar en duidelijk) tandenknarsen. De rapporteur heeft dit mogelijk als kauwen opgevat. Bovendien heeft klager niets van zijn bezoeker aangenomen. Uit de rapportage blijkt ook niet dat dit is waargenomen. Nu een vergissing niet kan worden uitgesloten, is het uitkijken van de camerabeelden geboden. De directeur heeft de onderzoeksplicht de standpunten van klager op juistheid te onderzoeken, maar hij heeft nagelaten enige vorm van onderzoek in te stellen. Voor zover klager zich grievend jegens de rapporteur zou hebben uitgelaten toen hij met de verdenking werd geconfronteerd, leidt zijn psychotische stoornis ertoe dat hij vaak verbaal onverwacht kan reageren. Zijn grievende uitlating zou verder geen gewicht in de schaal moeten leggen. Namens klager is subsidiair verzocht te bepalen dat de directeur nader onderzoek dient te verrichten. Voorts is namens klager verzocht de directeur in de proceskosten te veroordelen. 

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Het schriftelijk verslag van 16 januari 2018 houdt in dat is waargenomen dat klager iets met zijn hand naar zijn mond heeft gebracht, waarna hij slik- en kauwactiviteit in het gezicht zou hebben vertoond. Het verslag vermeldt niet dat is waargenomen dat klager iets van zijn bezoeker heeft aangenomen. Op basis van de inhoud van het schriftelijk verslag is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt, zodat dit verslag de oplegging van een disciplinaire straf niet kan rechtvaardigen. Naar het oordeel van de beroepscommissie valt niet uit te sluiten dat de waargenomen gedragingen van klager abusievelijk als slikken en kauwen is geïnterpreteerd. Het beroep zal, gelet hierop, gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie met betrekking tot de beslissing om klager gedurende zijn opsluiting in de strafcel onder cameratoezicht te plaatsen, als volgt.

Op grond van artikel 51a, eerste lid, van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een strafcel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Ingevolge artikel 51a, tweede lid, van de Pbw dient hij het advies van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts in te winnen alvorens hij daartoe beslist. Indien dit advies niet kan worden afgewacht, wint hij het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in. In het onderhavige geval is niet gebleken dat een dergelijk advies is ingewonnen alvorens klager onder cameratoezicht werd geplaatst, terwijl evenmin is gebleken dat dit advies niet kon worden afgewacht.  

Voor zover namens klager is verzocht de directeur in de proceskosten te veroordelen, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 30,= toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, ing. M.J. Mulders en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 8 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven