Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0182/GB B, 2 juli 1999, beroep
Uitspraakdatum:02-07-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/182/GB

Betreft: [Klager] datum: 2 juli 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 23 april 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1958], verder te noemen appellant,

gericht tegen een beslissing d.d. 13 april 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van appellant gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis te Alphen a/d Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Appellant is sedert 6 mei 1998 gedetineerd. Na een overplaatsing vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) te Maastricht naar het h.v.b. te Grave is hij vanuit dit h.v.b. geselecteerd voor en op 4 maart 1999 geplaatst in degevangenis I te Sittard met een regime van beperkte gemeenschap. In verband met een bestemmingswijziging (d.d. 23 maart 1999, nummer 754556/99/DJI) van voornoemde gevangenis is appellant geherselecteerd voor en op 6 april 1999overgeplaatst naar de gevangenis te Alphen a/d Rijn met een regime van algehele gemeenschap.

2.2 Appellant ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 18 januari 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 8 juni 1999.

3. De standpunten
3.1 Appellant is van mening dat ten onrechte is beslist tot zijn overplaatsing naar de gevangenis te Alphen a/d Rijn. Hij heeft dit als volgt toegelicht.
Hij wil naar de gevangenis te Sittard overgeplaatst worden omdat Alphen a/d Rijn te ver is voor zijn bezoek vanuit Duitsland. De selectiefunctionaris vermeldt in zijn beslissing van 13 april 1999 dat hij op dat moment niet wist datappellants bezoek van ver moet komen. Echter in het selectieadvies van de directeur van het h.v.b. te Grave heeft hij duidelijk laten vermelden dat zijn plaatsing in een gevangenis ergens anders dan in Sittard te ver voor zijnbezoek is. Ook staat daarin dat hij gedurende de vijf maanden die hij in het h.v.b. te Grave heeft verbleven geen bezoek heeft ontvangen omdat dat al te ver weg was.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Appellant werd geschikt bevonden voor plaatsing in een regime van algehele gemeenschap. In eerste instantie was hij op de wachtlijst voor de gevangenis I te Sittard geplaatst. Kort na de selectiebeslissing werd het gedeelte in depenitentiaire inrichting Sittard waar de korte straffen werden ondergaan aangewezen als h.v.b.. Om de bestaande wachtlijst niet langer te laten worden, zijn in een aantal gevallen de selecties omgebogen naar een andere inrichtingmet een algeheel regime. Deze activiteit is bij de selectiefunctionaris als voorzitter van de selectiecommissie gesloten inrichtingen veroordeelden neergelegd. Bij de uitvoering is getracht rekening te houden met gedetineerden bijwie duidelijk sprake was van een regionale, sociale of medische indicatie. Ook is gekeken naar de lengte van de strafrestanten om de periode die iemand buiten de eigen regio zou moeten doorbrengen kort te houden. In de praktijkbetekent dit steeds weer passen en meten om cellen gevuld te houden en waar mogelijk met individuele wensen rekening te houden. Gezien het korte strafrestant van appellant tot 8 juni 1999 werd besloten om hem in de gevangenis teAlphen a/d Rijn te plaatsen. Het was bekend dat hij in het h.v.b. te Grave zijn voorkeur voor de gevangenis te Sittard had uitgesproken. Deze uit Duitsland afkomstige man ontving in het h.v.b. te Grave langdurig geen bezoek. Het wasnog de vraag of hij in Sittard wel bezoek zou ontvangen.

4. De beoordeling
4.1 De gevangenis te Alphen a/d Rijn is aangewezen als een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en met een beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c, PBW (circulaire d.d. 6 april1999, nummer 757064/99/DJI).

4.2 De beroepscommissie overweegt dat de selectiefunctionaris, gelet op de toelichting in 3.2, bij het nemen van de herselectiebeslissing appellants voorkeur voor de gevangenis te Sittard heeft meegewogen, alsmede de wachtlijstvoor die inrichting en het korte strafrestant van appellant. Bij de afweging van alle in aanmerking komende belangen kan de beslissing om appellant te herselecteren voor de gevangenis te Alphen a/d Rijn, nu hij gelet op de criteriagenoemd in 4.1 voor die gevangenis in aanmerking komt, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.
Gelet op het bovenstaande zal zij het beroep ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 2 juli 1999

secretaris voorzitter

Naar boven