nummer: R-515
betreft: [Klager] datum: 15 oktober 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens
[Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 september 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens. Voorts is gehoord de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de eerdergenoemde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de afspraken met betrekking tot de arbeid niet zijn nagekomen en dat klager ten onrechte is ingesloten tijdens de arbeidsuren (VU 2017/002144)
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had een conflict met de werkmeester op de afdeling en wilde niet meer op die afdeling werken. Hij wilde graag naar de groenploeg. Er is met klager een afspraak gemaakt dat hij niet meer hoeft te werken op de eerdergenoemde afdeling en dat hij naar de groenploeg mocht. Toen bleek dat daar een wachtlijst bestond, is klager op de wachtlijst geplaatst en werd er met klager afgesproken dat hij in de tussentijd niet hoefde te werken en ook niet zou worden ingesloten. Klager werd echter wel ingesloten. Dit besluit werd door de directeur gerechtvaardigd met het argument dat een medegedetineerde zorg nodig had en het wenselijk werd geacht dat andere gedetineerden dan worden ingesloten. Er had echter op dat moment slechts één medegedetineerde zorg nodig en andere medegedetineerden waren niet ingesloten, terwijl klager dat wel werd.
Klager werd daarbij de mogelijkheid geboden te gaan werken op een andere afdeling. Klager heeft dit geweigerd, omdat ook op die afdeling dezelfde medewerker werkzaam is waar klager een conflict mee heeft. Er waren duidelijke afspraken dat klager niet zou worden ingesloten terwijl hij op de wachtlijst voor de beoogde werkafdeling stond. Aan deze afspraak heeft de directeur zich niet gehouden.
Klager werkt sinds 2 februari 2018 bij de schildersploeg. Hij werkt daar naar volle tevredenheid.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het verweerschrift is een overzicht gegeven van de gemaakte afspraken. Dat is voor deze zitting geverifieerd. De afspraken zoals vermeld in het verweerschrift zijn juist. Het conflict waar klager het over heeft is een eenzijdig conflict. De medewerker heeft geen problemen met klager en wat de medewerker betreft kon klager gewoon komen werken op de afdeling. Op de afdeling – de schildersploeg – waar klager momenteel werkzaam is, gaat het over het algemeen goed. Er zijn echter ook wat spanningen merkbaar.
3. De beoordeling
Met de beklagcommissie constateert de beroepscommissie dat met klager bepaalde afspraken zijn gemaakt. Deze afspraken houden in dat klager zou worden aangemeld voor de schildersploeg waarmee hij in februari 2018 van start zou gaan. In de tussentijd zou klager gaan werken op de groenploeg. Later bleek dat er bij de groenploeg een wachtlijst bestond. Zoals afgesproken is klager de eerste twee weken niet ingesloten tijdens de arbeidsuren. Klager had in die periode echter geen inkomsten, en zou toen hebben gevraagd of hij mocht werken. Dit was alleen mogelijk op afdeling 1 en 2. Klager werkte vooreerst op afdeling 1, maar vanwege een conflict wilde hij daar niet meer werken. Ook het alternatief, werken op afdeling 2, was voor klager geen optie, omdat afdeling 2 grenst aan afdeling 1 en op afdeling 2 dezelfde werkmeester aanwezig is als op afdeling 1. Klager weigerde op afdeling 2 arbeid te verrichten. Klager is daarom toen ingesloten.
De beroepscommissie begrijpt dat het voor klager als onbegrijpelijk werd ervaren dat hij op afdeling 2 moest gaan werken, terwijl – zoals gezegd – daar dezelfde werkmeester werkzaam is. De beroepscommissie begrijpt ook dat het voor klager niet te begrijpen is dat hem een nieuwe werkplek was beloofd, maar dat hij in afwachting daarvan op dezelfde plek werd geplaatst alwaar hij een conflict heeft met de werkmeester. De beslissing van de directeur om klager in te sluiten op het moment dat klager weigerde om op afdeling 2 werkzaamheden te verrichten, is naar het oordeel van de beroepscommissie onredelijk en onbillijk. Het enkele feit dat om praktische redenen het noodzakelijk werd geacht klager in te sluiten, namelijk om zorg te bieden aan een medegedetineerde, wordt – in onderling verband en samenhang bezien – onvoldoende geacht en brengt de beroepscommissie derhalve niet tot een ander oordeel. De zorg noodzaak betrof immers slechts één medegedetineerde.
De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en zal het beklag alsnog gegrond verklaren.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding een tegemoetkoming toe te kennen, nu klager eventueel ondervonden ongemak niet heeft onderbouwd. De beroepscommissie ziet ook ambtshalve – gelet op de alle in aanmerking genomen belangen – geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 15 oktober 2018.
secretaris voorzitter