Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-696, 20 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-696

betreft: [klager]            datum: 22 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het te laat verstrekken van een verblijfsplan in het kader van de ISD-maatregel (AB-2017-528), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager betwist dat bij hem geen sprake is geweest van een actieve houding. Het verblijfsplan heeft alleen lang op zich laten wachten. Hij heeft meegewerkt aan het psychologisch onderzoek. Het kostte hem, gelet op de hoeveelheid vragen, anderhalve week om vragenlijsten in te vullen en boekjes in te leveren. Voorts heeft hij Kiezen Voor Verandering en andere trainingen afgerond. Klager betwist dat zijn chronische longziekte niet bekend was bij de inrichting. Hij heeft dit bij binnenkomst in de inrichting besproken en een aangepast programma gekregen.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager is op 3 augustus 2017 in de ISD van de p.i. Almere geplaatst.  Zijn verblijfsplan is getekend op 4 december 2017, hetgeen niet binnen de wettelijke termijn is. Aangezien klager niet meewerkte aan het vaststellen van het traject, hetgeen hij tijdens de zitting van de beklagcommissie beaamde, was het voor de directeur moeilijk een (voorlopig) verblijfsplan vast te stellen. Uit het multidisciplinair overleg (MDO) van 19 september 2017 blijkt dat klager het psychologisch onderzoek nog moest afronden. De informatie uit een psychologisch onderzoek is noodzakelijk voor het opstellen van een verblijfsplan. Klager wilde echter niet meewerken aan het psychologisch onderzoek, waardoor geen traject bepaald kon worden. Op 31 oktober 2017 is klager nogmaals in het MDO besproken vanwege het alsnog afronden van het psychologisch onderzoek. Voorts voert de directeur aan dat klager van 30 oktober 2017 tot 20 november 2017 geheel arbeidsbeperkt verklaard is geweest vanwege zijn ziekte. In het MDO van 14 november 2017 is besloten dat er op medische gronden niet langer reden was de arbeidsbeperking verder te handhaven. Klager weigerde echter naar de arbeid te gaan zodat sprake was van werkweigering. Dit heeft geen invloed gehad op het vaststellen van het verblijfsplan maar zegt wel iets over klagers motivatie en in hoeverre hij meewerkte.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat aannemelijk is dat klager na zijn binnenkomst in de p.i. Almere onvoldoende heeft meegewerkt aan het psychologisch onderzoek waardoor de vaststelling van het verblijfsplan vertraging heeft opgelopen en deze vertraging niet aan de directeur is te wijten. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 oktober 2018

                         

   secretaris         voorzitter

 

Naar boven