Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1298, 6 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-1298

Betreft:            [klager]            datum: 6 september 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.B. van Faassen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 augustus 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 3 september 2018 te melden in de locatie Roermond ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Op 8 mei 2018 is klager opgeroepen zich op 1 juni 2018 te melden in de locatie Roermond voor het ondergaan van een gevangenisstraf van 391 dagen. Op 15 en 17 mei 2018 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 24 mei 2018 gegrond is verklaard. Daarna is hij per brief van 24 mei 2018 opgeroepen zich op 3 september 2018 te melden in voornoemde locatie. Op 14 augustus 2018 heeft klager wederom om uitstel verzocht. De selectiefunctionaris heeft dit verzoek is op 28 augustus 2018 afgewezen, waartegen klager beroep heeft ingesteld. In afwachting van de behandeling van het beroep is klager uitstel verleend tot 13 september 2018.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De selectiefunctionaris heeft de door klager aangevoerde gronden niet, dan wel onvoldoende weerlegd. Waar namens klager gemotiveerd is beargumenteerd waarom uitstel past in zijn belang en het maatschappelijk belang, heeft de selectiefunctionaris enkel verwezen naar de verantwoordelijkheden van het Centraal Justitieel Incassobureau, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, en opgemerkt dat uitstel slechts in uitzonderlijke omstandigheden wordt verleend. Uit het verzoek blijkt duidelijk dat klager zich bewust is van bepaalde omstandigheden. Namens hem is inzicht gegeven in relevante feiten en omstandigheden op basis waarvan steekhoudend is betoogd enerzijds dat hij zijn straf niet wenst te ontlopen, maar anderzijds dat de maatschappij met een oplossing is gediend waarbij een succesvolle terugkeer in de samenleving na afloop van de vrijheidsstraf het meest kansrijk is. Er zijn overigens activiteiten ondernomen om vervanging te regelen. In het verzoekschrift is namens klager helder benoemd waarom dit niet onverwijld in orde gebracht kon worden. Ook heeft klager stukken overgelegd waaruit blijkt welke acties zijn ondernomen om een zaakwaarnemer te vinden. Uit het voorgaande blijkt waarom de beslissing hem geen uitstel te verlenen ondeugdelijk en ontoereikend gemotiveerd is.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

In het bijzonder wordt verwezen naar de inhoud van het besluit van 28 augustus 2018, waarin het verzoek tot uitstel is afgewezen. Volgens de selectiefunctionaris is voldoende gemotiveerd en beargumenteerd op welke gronden is besloten het verzoek af te wijzen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      De beroepscommissie stelt vast dat de selectiefunctionaris aan klager op 24 mei 2018 eenmalig uitstel van zijn meldplicht heeft verleend tot 3 september 2018 vanwege bedrijfseconomische redenen. Klager heeft op 14 augustus 2018 opnieuw om uitstel van zijn meldplicht verzocht vanwege bedrijfseconomische redenen en vanwege de verzorging voor zijn partner. Hij stelt dat de drie maanden uitstel die hij reeds heeft gekregen, onvoldoende zijn, nu deze voornamelijk zijn opgeslokt door het puinruimen als gevolg van zijn onverwachte aanhouding.

4.2.      Klager is sinds januari 2018 op het hoogte van het feit dat hij zijn straf dient te ondergaan en diende vanaf dat moment ermee rekening te houden dat de opgelegde vrijheidsstraf op enig moment ten uitvoer zou worden gelegd. Aan klager is reeds uitstel verleend van zijn meldplicht vanwege bedrijfseconomische redenen. Klager heeft derhalve, gelet op het eerder ingewilligde uitstelverzoek, voldoende gelegenheid gehad te anticiperen op zijn aankomende detentie.

4.3.      Ten aanzien van de partner van klager is onvoldoende onderbouwd waaruit de medische noodzaak bestaat die zou moeten leiden tot toewijzing van het verzoek tot uitstel.

4.4.      De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat er thans onvoldoende aanleiding is klager uitstel te verlenen voor het ondergaan van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf. Er is geen sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden waardoor het belang van klager boven de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde vrijheidsstraf. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven