Nummer: R-595
Betreft: […] datum: 24 september 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 mei 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 23 februari 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De gestelde onaanvaardbaarheid van klagers verlofadres is niet deugdelijk onderbouwd. De politie heeft slechts geoordeeld dat verlof in het geheel onwenselijk is en niet dat het verlofadres als zodanig aan verlofverlening in de weg staat. De aanvaardbaarheid van het verlofadres wordt bepaald door de woning, in relatie tot de omgeving, en de bewoners (RSJ 19 juli 2012, 12/1750/GV). In de bestreden beslissing is niet ingegaan op deze aspecten. Evenmin is aangegeven hoe klager voorkomt in onderzoeken “die in samenhang staan met ernstig geweld (liquidaties)” of waarom dit in de weg staat aan regimair verlofverlening op het opgegeven adres.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd, omdat er geen zicht is op de invulling van klagers programma. De verlofcommissie heeft eveneens negatief geadviseerd. De politie acht het onwenselijk dat klager verlof zou genieten op het opgegeven adres in Amsterdam, gelet op diverse onderzoeken waarin klager voorkomt, die in samenhang staan met ernstig geweld (liquidaties). Er kleven, kortom, te veel risico’s aan plaatsing van klager in een b.b.i. Dit betreft dus het verlofadres, maar ook het recidiverisico en het risico op maatschappelijke onrust. Van de politie kan niet meer feitelijke informatie worden verlangd, omdat daardoor de veiligheid van anderen in gevaar kan worden gebracht.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit het selectieadvies blijkt dat klager voor diverse vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld en ook thans in verband met een ernstig delict (plofkraak) is gedetineerd. Klagers recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De politie heeft bezwaar tegen klagers verblijf op het opgegeven verlofadres. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat klager voor komt in onderzoeken die betrekking hebben op ernstig geweld en dat klager tot een bepaalde groepering wordt gerekend. Dit is in zoverre geconcretiseerd dat een recente liquidatie in Amsterdam mede aan het advies ten grondslag is gelegd. Klager wordt dus kennelijk in verband gebracht met crimineel handelen en een crimineel circuit in Amsterdam. De conclusie dat het opgegeven, Amsterdamse verlofadres daarom onaanvaardbaar is, is dan ook niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 24 september 2018.
secretaris voorzitter