nummer:R-1234
betreft:[klager]datum: 22 augustus 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 augustus 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
-
De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Tot klagers grote teleurstelling en die van zijn vriendin en familie is het verzoek om strafonderbreking afgewezen. Hij heeft het verzoek al zeven tot acht weken geleden gedaan bij zijn casemanager en herhaaldelijk gevraagd of er al antwoord was. Hij kreeg dan als antwoord dat ze ermee bezig waren maar dat het vooralsnog positief was. Klager en zijn familie gingen er daarom vanuit dat er een positief antwoord zou volgen. Klagers zus en aanstaande zwager, die in Canada wonen, hebben hun huwelijk gepland in de vakantieperiode omdat zij schooljuf is en gebonden is aan de vakantieperiode en hij boer is en de zomer de rustigste periode voor hem is. Omdat zij de bruiloft in Nederland willen vieren en er veel geregeld moest worden, is dit allemaal al geregeld voordat klager de oproep ontving voor het uitzitten van zijn straf.
In oktober 2018 mag klager al faseren en komt hij weer in de buitenwereld. Om die reden zijn klager en zijn familie ervan overtuigd dat het geen probleem is als hij de bruiloft bijwoont. Omdat het nu heel kort dag is en er al veel mensen zijn overgekomen vanuit Canada is het niet meer haalbaar om de bruiloft te verzetten. Het is voor klager en zijn familie van belang om dit heugelijke feit samen te kunnen vieren. Klager wil graag alsnog een dag strafonderbreking c.q. verlof. De dag dat hij dan afwezig is kan hij aan het einde van de straf uitzitten als dat nodig wordt geacht.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het advies vrijheden van de p.i. Arnhem van 15 augustus 2018 blijkt dat verzoeker op 26 april 2018 door de meervoudige kamer is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens rijden onder invloed en dood door schuld. Klager is op 20 juni 2018 als zelfmelder ingesloten. Zijn einddatum is thans vastgesteld op 11 juni 2019.De vrijhedencommissie van de p.i. adviseerde positief op het verzoek onder de voorwaarde van een drugs- en alcoholverbod. De reclassering heeft in het conceptrapport van 13 augustus 2018 aangegeven dat er enige aanwijzingen worden gezien voor problemen ten aanzien van denkpatronen, gedrag en vaardigheden bij klager. Uit de bij de stukken gevoegde motivatiebrieven blijkt dat sprake is van een groot en hecht gezin dat veel waarde hecht aan de aanwezigheid van klager bij het huwelijk.
Hoewel het huwelijk van klagers zus een gebeurtenis is in de persoonlijke sfeer enklagers wens om hierbij aanwezig te zijn begrijpelijk is, kan daarvan niet worden gezegd dat dit bijzondere omstandigheden betreffen als bedoeld in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). De omstandigheid dat klagers zus kort na het huwelijk zal emigreren naar Canada maakt dit niet anders. Er is geen noodzaak tot strafonderbreking aanwezig.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Arnhem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits aan het verlof de voorwaarde van een drugs- en alcoholverbod zal worden verbonden.
Het Openbaar Ministerie heeft zich onthouden van het uitbrengen van advies.
De politie heeft positief geadviseerd ter zake van het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar wegens rijden onder invloed en dood door schuld. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 11 juni 2019.
Ingevolge artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling zijn de gronden
opgenomen waarvoor strafonderbreking kan worden verleend.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking ingaande op 23 augustus 2018 en eindigend op 24 augustus 2018 om het huwelijk van zijn zus bij te wonen.
Het huwelijk van klagers zus is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. De beroepscommissie begrijpt klagers wens om hierbij aanwezig te zijn, maar is van oordeel dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 34 van de Regeling.
Voor zover klager in beroep zou hebben bedoeld om alsnog alleen op 23 augustus 2018 een dag incidenteel verlof te vragen om het huwelijk te kunnen bijwonen, overweegt de beroepscommissie dat op grond van artikel 21 van de Regeling incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, maar alleen indien zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klagers aanwezigheid bij het huwelijk is niet noodzakelijk in de zin van voornoemde Regeling.
Gelet op het bovenstaande kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 augustus 2018.
secretarisvoorzitter