Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-172, 26 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-172

betreft: [Klager]           datum: 26 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager tijdens de voor arbeid bestemde momenten wordt ingesloten indien hij niet aan die momenten wil deelnemen (VU-2017-001574).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vooropgesteld had de klacht, gelet op het bepaalde in artikel 62, tweede lid, en artikel 64, eerste lid, van de Pbw door de beklagcommissie en niet door de alleensprekende beklagrechter moeten worden beoordeeld en hadden klager en de directeur hun standpunten ter zitting moeten kunnen toelichten, nu de klacht niet eenvoudig is en ook niet kennelijk ongegrond is verklaard.

Gedetineerden in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught mochten zich tot medio augustus 2017 vrij op de afdeling bewegen als zij niet aan de arbeid deelnamen. Sinds medio augustus werd klager echter tijdens de voor arbeid bestemde uren ingesloten. De directie wist dat klager zich door de werkmeester zeer onheus bejegend voelde en dat hij daarover een klacht had ingediend, die bij de Raad in behandeling is (geweest). Klager was niet de enige gedetineerde die met de betreffende werkmeester een conflict had. Gesteld wordt dat er sinds augustus 2017 meer medewerkers meegaan naar de arbeid, zodat er minder medewerkers op de afdeling blijven. Daarvan is echter geen sprake. Tijdens arbeidsuren zijn doorgaans drie medewerkers op de afdeling en er waren in totaal vijf gedetineerden die tijdens de arbeid op de afdeling bleven. Er is evenmin sprake van dat het personeel tijdens arbeidsuren een keuze moet maken in de begeleiding. Tijdens arbeidsuren vindt geen intensieve behandeling van de op de afdeling achtergebleven gedetineerden plaats. Er bevinden zich tijdens de arbeidsuren maar enkele gedetineerden op de afdeling, die meestal weinig aandacht van het personeel vragen. Er is geen sprake (geweest) van personele veranderingen op de afdeling waar klager verblijft. Deelname aan de arbeid is in het PPC niet verplicht en wordt ook niet als een recht beschouwd. Arbeid wordt in het PPC, zoals de directeur ook aangeeft, therapeutisch en op maat ingezet. Het past daar niet bij klager, sinds hij heeft aangegeven niet meer naar de werkzaal te willen en durven gaan vanwege de schofferende wijze waarop de werkmeester hem daar heeft behandeld, tijdens de arbeidsuren in te sluiten. Dit geldt temeer nu klager duidelijk heeft aangegeven dat hij op een andere werkplek wel graag wilde werken. Hij is fysiek niet (structureel) arbeidsongeschikt verklaard, maar het was onverantwoord voor hem om naar de arbeid te gaan. Er is hem evenwel pas maanden later een alternatieve werkplek – in de schildersploeg – aangeboden. Hij had in de tussentijd tijdens de arbeidsuren niet moeten worden ingesloten. Uit RSJ 14 december 2015, 15/2380/GA en 15/2574/GA volgt dat dit (juist in een individueel regime) onwenselijk is. Tot augustus 2017 was het de praktijk dat gedetineerden in het PPC tijdens arbeidsuren niet werden ingesloten als ze niet meegingen naar de werkzaal. Vanaf augustus 2017 is deze werkwijze evenwel abrupt gewijzigd ten nadele van de gedetineerden. Zij zijn over die koerswijziging niet vooraf geïnformeerd, hetgeen onzorgvuldig is. Sinds klager bij de schildersploeg werkt, mag hij als hij vrij is tijdens de arbeid wel vrij op de afdeling rondlopen.  

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was welkom op de werkzaal, dat heeft de werkmeester ook aangegeven. Het was zijn eigen keuze niet de confrontatie met de werkmeester te willen aangaan.

 

3.         De beoordeling

Klager verblijft in het PPC van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt. In artikel 22, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat gedetineerden in een individueel regime in de gelegenheid worden gesteld aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk bestemde verblijfsruimte op.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat deelname aan de arbeid in het PPC waar klager verblijft niet verplicht is, maar dat arbeid therapeutisch en op maat wordt ingezet. Vaststaat dat klager in de gelegenheid is gesteld aan de arbeid deel te nemen en dat hij op enig moment heeft besloten – wat daarvoor zijn beweegreden ook moge zijn geweest – niet meer naar de arbeid te gaan. Artikel 22, eerste lid, van de Pbw impliceert dat gedetineerden die niet aan de hen aangeboden arbeid – hetgeen in een individueel regime als een activiteit dient te worden aangemerkt – deelnemen, worden ingesloten. Deze regel geldt volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie niet voor gedetineerden die door structurele omstandigheden in hun persoon gelegen, zoals bijvoorbeeld langdurige of permanente arbeidsongeschiktheid, niet aan de arbeid kunnen deelnemen. Ook voor gedetineerden die in een individueel regime verblijven, geldt deze regel – zo volgt uit onder meer RSJ 14 december 2015, 15/2380/GA en 15/2574/GA, en RSJ 10 januari 2017, 16/2465/GA – niet.

Nu onweersproken is dat klager niet (permanent of langdurig) arbeidsongeschikt was en zodoende in staat was aan de arbeid deel te nemen, kon klager gedurende de voor de arbeid bestemde uren in redelijkheid worden ingesloten. Het feit dat gedetineerden die niet aan de arbeid deelnemen, voorheen gedurende de voor arbeid bestemde uren wel op de afdeling mochten verblijven, is voor klager weliswaar aangenaam geweest, maar maakt niet dat hij daar enige rechten aan kan ontlenen. Het beroep zal, gelet op het voorgaande, ongegrond worden verklaard.  

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven