Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1487, 25 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-1487

Betreft:            [klager]            datum: 25 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. I. Rigter, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 7 september 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 21 september 2018 te melden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid Oost locatie Ter Peel ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Op 16 augustus 2018 is klaagster opgeroepen zich op 21 september 2018 te melden in de locatie Ter Peel voor het ondergaan van 120 dagen gevangenisstraf. Op 24 augustus 2018 heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 7 september 2018 ongegrond is verklaard. In het kader van de beroepsprocedure is de melddatum uitgesteld naar 28 september 2018.

Het door klaagster ingediende schorsingsverzoek is door de voorzitter afgewezen, nu de melddatum is verplaatst naar 28 september 2018 en klaagster derhalve geen belang heeft bij toewijzing van het verzoek (RSJ 19 september 2018, S-397).

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klaagster is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Klaagster heeft vier kinderen en ontbeert een netwerk om opvang te verzorgen tijdens haar detentie. Voorts zal zij haar huurwoning verliezen, nu haar bijstandsuitkering vanaf de tenuitvoerlegging van de detentie zal worden stopgezet. De inkomensconsulent van de gemeente Amsterdam heeft laten weten dat geen bijzondere bijstand zal worden verstrekt voor de woonkosten tijdens detentie.

Er is in april 2018 contact gezocht met de advocaat-generaal naar aanleiding van de situatie van klaagster. Hij heeft haar in de gelegenheid gesteld een motivatiebrief te schrijven. Op 30 april zijn de stukken verzonden, maar sindsdien is niets meer vernomen. Navraag leert dat de advocaat-generaal niet meer werkzaam is bij het ressortsparket. Klaagster wil juridisch uitzoeken waarom geen reactie is ontvangen van de advocaat-generaal.

 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klaagster is sinds 3 oktober 2017 bekend met het feit dat zij onherroepelijk is veroordeeld. Op 26 oktober 2017 is de eerste oproepbrief verstuurd aan klaagster om zich te melden op 23 november 2017. Naar aanleiding van een gratieverzoek heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) het vonnis teruggehaald. Op 10 april 2018 is het verzoek tot gratie afgewezen.

In zowel de bezwaar- als de beroepsprocedure is geen informatie meegestuurd waaruit blijkt dat klaagster acties heeft ondernomen voor wat betreft de opvang van haar kinderen. Navraag bij het ressortsparket leert tevens dat zij geen (nieuwe) informatie heeft ontvangen. De advocaat-generaal heeft voorts negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. Vanaf 13 november 2017 heeft klaagster de gelegenheid gehad om maatregelen te treffen om de consequenties van de huidige detentie op te vangen. Niet duidelijk is welke acties zij heeft ondernomen. De beslissing tot afwijzing is tegen deze achtergrond gerechtvaardigd.

 

4.         De beoordeling

4.1.      De locatie Ter Peel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2.      Klaagster, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3.      Klaagster is bij arrest van 19 juli 2016 door het gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Op 26 oktober 2017 is zij voor het eerst opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van de gevangenisstraf. Het vonnis is teruggehaald door het CJIB wegens een lopend gratieverzoek. Op 10 april 2018 is het gratieverzoek afgewezen. De afwijzing van het verzoek is tot stand gekomen na advies van het Openbaar Ministerie en het gerechtshof. De omstandigheden die zijn aangevoerd in het gratieverzoek zijn reeds meegewogen in de bepaling van de straf en derhalve kunnen deze omstandigheden niet tot toewijzing van het verzoek leiden.

4.4.      Door en namens klaagster is – kort gezegd - aangevoerd dat haar gezinssituatie zou moeten leiden tot toewijzing van het uitstelverzoek. Naar aanleiding van het onderhavig beroep is de advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam om advies gevraagd. Hij heeft op 14 en 18 september 2018 negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot uitstel, nu klaagster geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die ten tijde van de veroordeling niet bekend waren en zij er kennelijk niet toe te bewegen is de noodzakelijke maatregelen te treffen. De beroepscommissie is met de advocaat-generaal van oordeel dat klaagster voldoende gelegenheid heeft gehad te anticiperen op de aankomende detentie. Immers is zij reeds sinds de veroordeling op de hoogte van de noodzaak tot tenuitvoerlegging en is zij in oktober 2017 voor het eerst opgeroepen zich te melden in de p.i. Het ingediende gratieverzoek is bovendien, nadat hiertoe advies was ingewonnen bij het Openbaar Ministerie en het gerechtshof, in april 2018 afgewezen.

4.5.      Voorts is door en namens klaagster aangevoerd dat de detentie zal leiden tot verlies van haar woning. Haar bijstandsuitkering zal immers worden stopgezet. Ook zal zij geen bijzondere bijstand ontvangen voor de woonkosten tijdens detentie. De beroepscommissie overweegt hieromtrent dat financiële gevolgen op zichzelf onvoldoende zijn om uitstel te verlenen.

4.6.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid

mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven