Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0803/TA, 23 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           18/803/TA

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door en namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 april 2018 genomen beslissing van het hoofd van de inrichting van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.G.W.M. Huijbers, en namens het hoofd van voormelde inrichting […], stafjurist.

Als toehoorder van de zijde van de Raad was aanwezig mr. T.B. Trotman, lid van de Raad.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 19 april 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van maximaal drie maanden.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager is van mening dat hij geen medicatie nodig heeft. Het klopt niet dat hij schizofreen is, hij is niet ziek en er is niets met hem aan de hand. Klager is niet negatief en hij weet wat hij doet en zegt. Klager wordt slaperig van de medicatie, terwijl hij zonder medicatie normaal sliep. Hij is niet agressief, maar heeft alles onder controle. Klager is topsporter en hij heeft zijn leven goed in balans. 

Het besluit tot toepassen van a-dwangbehandeling is prematuur. De diagnose is met onvoldoende zorg vastgesteld en wordt betwist. Het mag niet zo zijn dat de inrichting leunt op bevindingen, waarvan niet duidelijk is hoe deze tot stand zijn gekomen. De inrichting moet zelf een diagnose stellen. De manier waarop de second opinion is opgesteld is verbazingwekkend. Bovendien ontbreekt de conclusie dat dwangbehandeling tot verbetering leidt en wordt er niet gekeken naar alternatieven. De behandeling van klager in de inrichting is nog maar kort geleden gestart en het is niet duidelijk wat de inrichting op dit moment al geprobeerd heeft in dat kader. De feiten bij de geweldsincidenten waarnaar wordt verwezen ter onderbouwing van het besluit, zijn onvoldoende zorgvuldig vastgesteld. Duiding daarvan ontbreekt immers. Gevaar in de zin van de Bvt is naar de mening van klager niet vast te stellen. Zo dit al kan worden aangenomen, is niet vastgesteld of dwangmedicatie gepast en geboden is. Klager verblijft te kort in de inrichting om te kunnen spreken over verwaarlozing en teloorgang.   

Namens het hoofd van de inrichting is het ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van de second opinion en de behandeling in Veldzicht kan worden opgemerkt dat het lastig is dat klager niet heeft willen meewerken aan onderzoeken. Duidelijk was dat klager op het moment van opstarten van het traject van a-dwang-behandeling een katatoon toestandsbeeld had, in het kader van schizofrenie. Klager is in de afgelopen periode wegens bedreigingen ook in zijn vrijheid beperkt. Na de start van de a-dwangbehandeling is het toestandsbeeld van klager verbeterd. Een inschatting geven van het toekomstperspectief van klager is op dit moment lastig.   

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Het hoofd van de inrichting heeft de beslissing tot toepassing van a-dwang-behandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. Voorts zijn die verklaringen overgelegd en de beroepscommissie is van oordeel dat deze voldoen aan de vereisten als neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Daarnaast heeft het hoofd van de inrichting het behandelingsplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwang-behandeling staat vermeld.

Uit de verklaringen van de psychiaters, het behandelingsplan, de mededeling van de bestreden beslissing en het verweerschrift komt het volgende naar voren.

Klager is sinds zijn 25e levensjaar bekend met psychotische episoden in het kader van schizofrenie. Klager is voordat hij naar Veldzicht kwam een kleine vijf maanden opgenomen geweest in PPC Zwolle. De diagnose die in Zwolle werd gesteld is dat klager een katatoon toestandsbeeld had, in het kader van schizofrenie. Die diagnose is vervolgens eveneens gesteld door de behandelend psychiater en de onafhankelijke psychiater in Veldzicht. Daarnaast is sprake van PBC-rapportage, waaruit blijkt dat ook daar hetzelfde toestandsbeeld werd waargenomen. Er is dus consensus bij de deskundigen over de diagnose.

Aan aanbevolen verder onderzoek wilde klager niet meewerken.

De hoeksteen van behandeling van katatone schizofrenie betreft medicatie, namelijk lorazepam voor katatonie en antipsychotica voor schizofrenie. Zonder adequate medicatie zal het beeld, dat in de tijd van de start van het dwangtraject tenminste negen maanden bestond, naar verwachting niet verbeteren. 10% van katatonie kent bovendien een dodelijk verloop en er zijn aanwijzingen dat wanneer niet spoedig behandeling plaatsvindt, katatonie chronisch kan worden, waarna behandeling niet meer goed aanslaat.

Klager heeft op 7 april 2018 gedreigd een sociotherapeut neer te steken met een mes. Op basis van inlichtingen van de behandelend psychiater kan worden aangenomen dat klager agressie heeft vertoond in het kader van zijn psychose en katatonie. Vrijheidsbenemende middelen waren onvoldoende om het gevaar van agressie en teloorgang af te wenden. De verwachting was dat dwangmedicatie voor een verbetering in het toestandsbeeld van klager zou zorgen. 

Ten aanzien van de opmerkingen die gemaakt zijn in verband met mogelijke alternatieven ten opzichte van medicatie, kan worden opgemerkt dat blijkens de stukken er diverse alternatieven aan klager zijn aangeboden, maar dat klager niet wenste mee te werken met enige vorm van behandeling door middel van medicatie. Volgens de inrichting resteerde als alternatief slechts afzondering van klager, hetgeen hem niet ten goede zou komen en ook zoals reeds hierboven beschreven als onvoldoende maatregel werd ingeschat om het gevaar af te wenden.  

De beroepscommissie overweegt dat volgens de deskundigen bij aanvang van de a-dwangbehandeling sprake was van een stoornis van de geestvermogens bij klager, in de vorm van een katatoon toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Het katatone beeld levert naast gevaar voor anderen, ook gevaar op voor klager zelf, gezien de hierboven omschreven gevolgen van een gebrek aan (snel) ingrijpen door middel van een behandeling. Naast gevaar in de vorm van agressie bestond de vrees voor verdere maatschappelijke teloorgang.

Blijkens de inlichtingen is het toestandsbeeld van klager sinds toepassing van de dwangmedicatie verbeterd.

Onder bovengenoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk worden geacht dat zonder een medicamenteuze behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens klager voor zichzelf en mogelijk derden doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie voldoet de inzet van de a-dwangbehandeling aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

De beslissing van de het hoofd van de inrichting om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt toe te passen kan gezien het vorenstaande niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van

mr. M. Simpelaar, secretaris, op 23 augustus 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven