Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0728/GM, 11 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/728/GM

 

betreft: [klager]            datum: 11 oktober 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van den Heuvel, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 maart 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2019, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, is niemand verschenen. Klagers raadsvrouw mr. R. van den Heuvel liet weten dat zij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 maart 2018 betreft het dagen lang moeten wachten op zijn medicatie.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager ontving te laat zijn medicatie. Bij binnenkomst in de p.i. verzocht hij meteen om zijn medicatie. Hij ontving de medicatie echter pas na vijf dagen. Dit is geen geringe overschrijding en ook geen verstrekking van een te lage dosis. Uit de brief d.d. 7 maart 2018 van het Hoofd Zorg blijkt dat dit helaas niet werd opgemerkt bij de controle. Uit de brief d.d. 30 mei 2018 van een medewerker van de medische dienst blijkt dat het Hoofd Zorg de gang van zaken betreurt. Klager is in zijn belangen geschaad door de gang van zaken. Hij ontving niet de juiste zorg. Een gedetineerde is afhankelijk van de medische dienst voor het verkrijgen van de juiste medicatie en voor het tijdig uitgereikt krijgen van de medicatie. Als algemeen aanvaard uitgangspunt geldt (uiteraard) dat hier zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Verzocht wordt om klager een financiële compensatie toe te kennen.

 

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager werd op 18 januari 2018 in de avond overgebracht naar p.i. Dordrecht. De recepten werden aangemaakt en geaccordeerd door de arts. De intake vond plaats op 19 januari 2018 en klager bracht de p.i. op 25 januari 2018 op de hoogte van de ontbrekende medicatie. De ontbrekende mediatie werd niet eerder bij steekproefcontroles opgemerkt. Helaas nam klager niet eerder contact op met de afdeling Zorg. De recepten bleken niet aangekomen te zijn bij de apotheek. Hoe dat kan is onduidelijk. De recepten zijn aangemaakt en de andere op die dag aangemaakte recepten voor anderen zijn wel verwerkt. De medische dienst betreurt de gang van zaken.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager bij binnenkomst aangaf dat hij bepaalde medicatie nodig had. De medische dienst vroeg die medicatie direct aan. Desondanks werden die daarna niet aan klager verstrekt. Of dit komt door een fout bij de medische dienst of de apotheek is niet vast te stellen. Klager trok na een paar dagen aan de bel. Hij gaf aan dat hij zijn medicatie nog steeds niet ontving. Uiteindelijk ontving klager vijf dagen later zijn medicatie alsnog. Klagers benodigde medicatie betreft simvastatine en omeprazol. Voor beiden geldt dat bij een te late inname van vijf dagen geen schadelijk effect in klagers gezondheid zal intreden. Verder blijkt niet van onwil aan de kant van de medische dienst. Toen klager aan de bel trok, kwam de medische dienst meteen in actie en werd de medicatie alsnog snel verstrekt. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 11 oktober 2018

 

 

           

           

 

 

 

                                   secretaris                                 voorzitter

 

 

 

 

Naar boven