Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0724/GM, 27 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/724/GM

betreft: [klager]            datum: 27 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem te Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 februari 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is geen der partijen verschenen.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij zonder opgave van een reden afstand van horen gedaan. Klagers raadsman mr. W.B.O. van Soest is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

De aan de inrichting verbonden psycholoog is niet verschenen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd. De beroepscommissie heeft na de zitting aanvullende vragen aan de inrichtingspsycholoog gesteld, die bij e-mail van 15 en 20 augustus 2018 zijn beantwoord. Deze reacties zijn ter kennisneming aan klager en zijn raadsman gezonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht van 29 september 2017, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 januari 2018, betreft het door de psycholoog tekortschieten in haar medische plicht door het niet willen afgeven van een advies tot plaatsing van klager in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) voor behandeling tijdens zijn detentie.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is in beroep zijn klacht als volgt toegelicht.

De noodzaak tot behandeling van klager in een FPK blijkt duidelijk uit het overgelegde vonnis en de pro justitia rapportage van de reclassering. De inrichtingspsycholoog legt dit naast zich neer zonder dit te onderbouwen. Het ontbreekt daarom aan een deugdelijke motivering om af te wijken van de noodzaak tot behandeling die door de rechter en de reclassering is vastgesteld. De noodzaak tot behandeling in een FPK is er wel degelijk. Klagers detentieperiode wordt daarmee goed benut ten behoeve van de re-integratie van klager, hetgeen in het belang van zowel klager als de samenleving is.

 

De inrichtingspsycholoog heeft in beroep als volgt gereageerd.

De psycholoog E. op wie de klacht betrekking heeft is niet meer werkzaam in de locatie Esserheem. De huidige inrichtingspsycholoog S. heeft kennisgenomen van het vonnis waarbij klager is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar met een proeftijd van drie jaar met als bijzondere voorwaarde dat klager zich gedurende de proeftijd voor de maximale duur van twee jaren laat opnemen in de FPK Assen, althans een soortgelijke instelling. Het OM staat negatief tegenover een opname van klager tijdens detentie. De vrijhedencommissie heeft dit negatieve advies overgenomen. Volgens het zorgdossier heeft psycholoog E. op basis van het vonnis en het standpunt van het OM en haar beoordeling van de psychische noodzaak in een viertal gesprekken met klager van ongeveer 15 minuten vervolgens met klager afgesproken dat de aanvraag voor een indicatiestelling voor een klinische behandeling op FPK-niveau een half jaar voor het ingaan van de voorwaardelijke straf zal worden ingediend. Dit om er voor te zorgen dat er een vloeiende overgang plaatsvindt vanuit de locatie Esserheem naar de kliniek voordat de voorwaardelijke straf ingaat.

De huidige inrichtingspsycholoog S. ziet op basis van de door zijn ex-collega E. verwoorde indruk in het zorgdossier vooralsnog geen aanleiding om deze gemaakte afspraak te herzien daar deze passend lijkt binnen de gegeven omstandigheden.

 

3.         De beoordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 2 oktober 2016 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met onder meer als bijzondere voorwaarde dat klager zich gedurende de proeftijd van drie jaren zich voor maximaal twee jaren laat opnemen in de FPK Assen of een soortgelijke intramurale instelling.

Klager is eind november 2016 gedetineerd in de locatie Esserheem en is sindsdien regelmatig door de medische dienst gezien in verband met lichamelijke klachten.

Op 29 september 2017 heeft klagers toenmalige advocaat mr. A.H. Wilkens namens klager bij de beklagcommissie van de PI Veenhuizen een klacht tegen de inrichtingspsycholoog E. ingediend. Klager heeft in beklag aangevoerd dat deze psycholoog volgens de casemanager negatief is over plaatsing van klager in een FPK omdat het OM daarover negatief heeft geadviseerd en de psycholoog daarom geen eigen afweging heeft gemaakt en slechts heeft beslist op basis van een intakegesprek van vijf minuten.

Op 3 januari 2018 heeft klagers huidige advocaat mr. W.B.O. van Soest de inrichtingspsycholoog per e-mail verzocht met spoed een aanmelding voor klager in een FPK te bewerkstelligen dan wel een second opinion voor klager mogelijk te maken. De inrichtingspsycholoog heeft daarop bij e-mail van 5 januari 2018 geantwoord dat het haar goed lijkt dat het door klager ingediende beklag en het verzoek van de advocaat via één kanaal worden beoordeeld en beantwoord, te weten door de juridische afdeling, en dat haar inbreng daarin zal worden meegenomen.

Klagers advocaat heeft daarop bij e-mail van 23 januari 2018 geantwoord dat sinds 29 september 2017 medisch beklag loopt tegen de beslissing van de psycholoog dat geen noodzaak zou bestaan klager in een FPK te plaatsen en dat het beklag dat tegen de directeur loopt op iets anders ziet. Tevens heeft de advocaat daarin gemeld van klager te hebben begrepen dat noch de psycholoog noch het hoofd zorg met klager heeft gesproken over de medische klacht, dat deze klacht niet in behandeling is genomen, alsmede dat daarom nu bemiddeling door de medisch adviseur wordt geëist.

Op 26 januari 2018 heeft alsnog een gesprek van klager met het hoofd zorg plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat bovenvermelde beklagcommissie de medische klacht anders dan gebruikelijk niet naar het hoofd zorg heeft doorgezonden en daarom pas na bovenvermelde e-mailwisseling op 26 januari 2018 het gesprek heeft plaatsgevonden. In dat gesprek heeft klager gemeld dat door zijn casemanager was geopperd om via een artikelplaatsing al tijdens detentie opname en behandeling in een FPK te starten, maar dat de psycholoog daartoe geen reden ziet.

De directeur van de locatie Esserheem heeft bij brief van 26 februari 2018 verweer gevoerd bij de beklagcommissie betreffende de klacht over het onvoldoende voortvarend handelen van de casemanager. Daarin is aangegeven dat de casemanager naar aanleiding van klagers verzoek het OM heeft verzocht advies uit te brengen over de door klager gewenste plaatsing in een FPK, alsmede dat het OM negatief advies heeft uitgebracht omdat het niet de intentie van de rechtbank is geweest klager tijdens de gevangenisstraf in een FPK te plaatsen. Verder is daarin aangegeven dat de inrichtingspsycholoog de casemanager heeft laten weten dat er geen psychische noodzaak is voor de door klager gewenste plaatsing.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is noch in het vonnis noch in de door klagers advocaat overgelegde pro justitia rapportage noch in klagers medisch dossier enig aanknopingspunt te vinden dat aanleiding zou kunnen geven voor het oordeel dat het noodzakelijk is dat klager al tijdens detentie voor behandeling in een FPK wordt opgenomen. De enkele wens van klager is daartoe onvoldoende.

De beroepscommissie is van oordeel, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, dat geen sprake is van het handelen van de inrichtingspsycholoog, die voldoende contactmomenten met klager heeft gehad om haar oordeel te onderbouwen, dat zou kunnen worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 augustus 2018.

 

 

                             

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven