Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0665/GA, 21 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/665/GA

betreft: [Klager]           datum: 21 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens

[Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 15 februari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 7 december 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (PL-2017-943).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. Het verzoek tot verlof wordt louter afgewezen vanwege het feit dat hij naar Parijs is afgereisd tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). Klager zag zich genoodzaakt om naar zijn vrouw af te reizen vanwege haar gezondheid. Klager geeft alles toe en laat zelfinzicht zien. Klager neemt daarnaast deel aan alle activiteiten, pleegt geen nieuwe strafbare feiten en heeft zijn verleden achter zich gelaten. De afwijzing van het verlof wordt gebaseerd op oude feiten. Nieuwe ontwikkelingen van klager worden niet meegenomen in het besluit.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

 

3.         De beoordeling

Klager is thans gedetineerd in verband met de herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling. Klager is op 12 februari 2012 in Duitsland veroordeeld wegens het overtreden van de Opiumwet tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 10 maanden. In het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen heeft klager vanaf januari 2013 in Nederland zijn straf ondergaan. Klager zit thans het v.i.-deel uit van deze straf, waarbij de einddatum van zijn detentie is gesteld op 7 december 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit het dossier volgt dat klager zich niet heeft gehouden aan het reclasseringstoezicht en aan zijn meldplicht tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Klager heeft hiermee laten zien dat hij zijn afspraken niet nakomt. Deze omstandigheid vormt een forse contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigt – mede gelet op het strafrestant dat resteerde ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing – een afwijzing van klagers verlofaanvraag op grond van artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd, met verbetering van gronden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A. de Groot, secretaris, op 21 september 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven