Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0592/TB, 8 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           18/592/TB

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R.A. Schenk, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 januari 2018 van de minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. Schenk, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft het verzoek om klager over te plaatsen naar Forence Transfore afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De toenmalige Staatssecretaris heeft op 4 februari 2015 beslist klager te plaatsen in FPC De Rooyse Wissel en deze plaatsing is op 6 februari 2015 gerealiseerd. Bij brief van 20 december 2017 is namens klager verzocht om overplaatsing naar Forence Transfore in Deventer. Verweerder heeft dit verzoek bij beslissing van 30 januari 2018 afgewezen.  

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager heeft verzocht te worden overgeplaatst omdat hij graag richting Deventer wil in verband met zijn netwerk. Klagers familie woont in die omgeving en met name klagers bejaarde moeder heeft nu vrijwel geen mogelijkheid om hem in FPC De Rooyse Wissel te bezoeken. Daarnaast heeft klager een relatie met iemand uit Deventer. De tweede reden om overplaatsing te verzoeken, is gelegen in diverse incidenten met medepatiënten in FPC De Rooyse Wissel, waaronder een incident waarbij klager met een mes is gestoken in 2016. Klager voelt zich door de vele incidenten onveilig en slecht op zijn gemak in de inrichting. Het is stuitend te noemen dat de inrichting stelt dat de problemen die klager omschrijft passen in klagers ziektebeeld. Er wordt door de inrichting verder niet inhoudelijk op de argumenten met betrekking tot klagers verblijf in de inrichting ingegaan. Vanuit de inrichting wordt aangegeven dat een overplaatsing prematuur zou zijn. Dit strookt echter niet met de recente mededeling van het hoofd behandeling, dat in gesprek met klager op 14 augustus 2018 heeft aangegeven dat de aanmelding van klager bij Forence Transfore eerder had moeten gebeuren. Het verzoek tot overplaatsing is volgens klager niet prematuur gedaan, maar zo daarover anders wordt gedacht, kan nu zeker niet meer worden gezegd dat het verzoek prematuur is. 

Het gaat goed met klager. Hij heeft de afgelopen periode hard zijn best gedaan en hij is zodanig vergevorderd in zijn behandeling dat transmuraal verlof is goedgekeurd. De verwachting is dat hij met ongeveer acht weken zal kunnen verhuizen naar de beschermde woonvorm (RIBW) de Schakel. De Schakel vormt een tussenstap als het gaat om de uiteindelijk voorziene overplaatsing naar Forence Transfore, die volgens de inrichting mogelijk in januari 2019 zou kunnen plaatsvinden. Klager wil echter liever eerder overgeplaatst worden.    

Verweerder heeft inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Overplaatsing van klager naar Forence Transfore was ten tijde van de afwijzende beslissing op het overplaatsingsverzoek niet geïndiceerd, omdat overplaatsing op dat moment door de inrichting als onhaalbaar en prematuur werd ingeschat.

Ten tijde van de zitting in beroep is duidelijk dat het traject voor klager op de rails staat en dat ook vanuit de inrichting voorzien wordt dat klager op de middellange termijn kan worden overgeplaatst naar Forence Transfore. Hoewel met een niet door klager gewenste tussenstap bij de Schakel, wordt ernaar toegewerkt om klager te plaatsen op de door hem gewenste locatie. Hij krijgt volgens de planning dus, zij het iets later, hetgeen hij verzoekt. Op 2 januari 2017 heeft klager een eerder verzoek tot overplaatsing naar Forence Transfore gedaan. Dat verzoek is op 2 februari 2017 afgewezen. De onvrede ten aanzien van het verblijf in de inrichting, die ook destijds al bestond, hoort thuis op het beklagterrein en incidenten die zich hebben afgespeeld nog voordat de eerdere afwijzende beslissing inzake het verzoek tot overplaatsing is genomen, kunnen bij de onderhavige beslissing geen rol van betekenis spelen. Begrijpelijkerwijs heeft de inrichting te kennen gegeven dat het van belang is dat klager voorafgaand aan overplaatsing naar Forence Transfore onbegeleid verlof zou praktiseren. Ook gelet op klagers problematiek is een tussenstap gewenst.

 

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in de overwegingen betrokken te worden:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Blijkens de stukken is klager een licht verstandelijk beperkte man bij wie sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, antisociale en narcistische trekken, middelenafhankelijkheid en mogelijk PTSS. Daarnaast is bij klager sprake van een angstige basishouding. Het wegnemen van gevoelens van onveiligheid verloopt daardoor moeizaam door de hechtingsproblematiek. Ontbreken van ziekte-inzicht en probleembesef maken dat klager kleine stappen maakt in de behandeling. Klager volgt de voor hem geïndiceerde modules en vaardigheidstrainingen. De leerbaarheid kan echter als uitermate beperkt worden omschreven. Gedurende klagers verblijf oogt hij stabieler, meer gecontroleerd in gedrag en adequaat reagerend op interventies waardoor incidenten al geruime tijd uitblijven.

Ten tijde van de bestreden beslissing heeft de inrichting te kennen gegeven van mening te zijn dat om te komen tot een passende vervolginstelling voor klager, ervaring met onbegeleide verloven essentieel is om tot een positief plaatsingsbesluit te komen. Destijds was de verwachting dat vanaf maart 2018 met onbegeleide verloven kon worden gestart.

De insteek was, en is volgens de inrichting nog steeds, klager op termijn te laten doorstromen naar een begeleide woonvorm of woonvoorziening ingericht voor mensen met een verstandelijke beperking. Klager zal volgens de informatie van de inrichting daartoe ook aangemeld worden bij Transfore. Het behandelteam achtte een gefaseerd verloop noodzakelijk. De inrichting heeft er dan ook voor gekozen in de aanvraag voor transmuraal verlof een aanvraag te doen voor de Schakel, een 24-uurs begeleide woonvorm onder de paraplu van de inrichting. De bedoeling daarvan is dat klager tijdens zijn verblijf daar blijft participeren binnen de huidige externe dagbesteding van de inrichting en aan doelgerichte activiteiten in de regio van de inrichting zal deelnemen. Hoewel klager nog geregeld sturing nodig heeft, verwacht het behandelteam dat de begeleiding bij de Schakel dezelfde ondersteuning kan bieden en dat klager na een korte opbouw deze nieuwe werkrelatie zal kunnen accepteren.  

De beroepscommissie merkt allereerst op dat onduidelijk is gebleven welk beveiligingsniveau door betrokkenen voorzien is bij het onderhavige verzoek tot overplaatsing vanuit FPC De Rooyse Wissel naar Forence Transfore. De beroepscommissie overweegt dat zij, gelet op de voorhanden zijnde informatie, het verzoek tot overplaatsing aldus zal opvatten, dat klager bij een overplaatsing van beveiligingsniveau 4 nu, zou overgaan naar beveiligingsniveau 2, dan wel beveiligingsniveau 1 op een nieuwe locatie. De beroepscommissie is in dat verband van oordeel dat zonder meer voorstelbaar is dat de inrichting, gelet op het stadium waarin de behandeling van klager verkeerde, essentieel heeft gevonden dat klager ervaring zou opdoen met onbegeleide verloven en dat het een tussenstap zoals voorzien door de inrichting, waarbij klager nog gericht ondersteuning krijgt vanuit de huidige inrichting, eveneens essentieel heeft gevonden.

De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, om bovenvermelde redenen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 8 oktober 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris                            voorzitter              

 

 

Naar boven