Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0111/TB, 21 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: 18/111/TB

 

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een beslissing van 4 januari 2018 van - naar de beroepscommissie begrijpt - de minister voor Rechtsbescherming, verder (ook) te noemen verweerder,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman, en namens verweerder […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De minister heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening, met vaststelling van het individuele beveiligingsniveau als midden.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 15 januari 1999 opgenomen in FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Op 27 september 1999 is klager overgeplaatst naar GGzE, locatie De Grote Beek, en op 24 april 2003 naar GGZ Drenthe. Op 7 maart 2006 is klager overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland. Bij beslissingen van 13 oktober 2011 en 17 maart 2015 heeft de toenmalige staatssecretaris klagers verblijf in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting voortgezet. Bij beslissing van 4 januari 2018 heeft de minister klagers verblijf in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting opnieuw gecontinueerd.   

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager wil in de toekomst opgenomen worden in een reguliere GGZ-instelling. Daarop vooruitlopend wil hij opgenomen worden op een behandelafdeling van een inrichting, niet zijnde een longstay-afdeling. Klager geeft aan moe te zijn van zijn huidige behandelaars en veronderstelt dat een nieuw begin in een andere inrichting zal leiden tot een betere samenwerking, met als gevolg stabieler functioneren, aanvragen van verlof en uiteindelijk plaatsing in de reguliere psychiatrie. Klager wil laten zien dat hij kan functioneren op een reguliere behandelafdeling, daarvoor is nodig dat zijn longstay-status vervalt. Klager heeft te kennen gegeven dat het goed met hem gaat, maar dat er veel niet mag. Klager is van mening dat wat de psycholoog en de psychiater hebben opgeschreven, is gelogen.

Vanuit de inrichting blijft klager de mededeling krijgen dat overplaatsing naar een behandelafdeling niet verantwoord wordt geacht. De inrichting en de NIFP-deskundigen adviseren verlenging van de longstay-status en voortzetting van verblijf op de longstay lijkt daarom voor de hand te liggen. Maar juist omdat er weinig is veranderd in de afgelopen drie jaren, dient er kritisch naar de plaatsing op de longstay gekeken te worden. Tijdens de vorige zitting bij de beroepscommissie, van 23 september 2015, is uitgebreid gesproken over een traject met als uiteindelijke doel plaatsing in een regulier psychiatrisch ziekenhuis, welk traject zeer stapsgewijs zou dienen plaats te vinden en waarbij een eerste stap zou zijn het opstarten van begeleide verloven. De beroepscommissie heeft in de uitspraak de aanbeveling gedaan om met voortvarendheid toe te werken naar begeleid verlof, ondanks het ontbreken van overeenstemming over de verlofvoorwaarden. Dit omdat ontbreken van overeenstemming mede het gevolg is van klagers pathologie, waardoor het risicomanagement voor wat betreft verlof naar verwachting nooit helemaal sluitend zal zijn. Er is weinig veranderd in klagers toestandsbeeld, maar de inrichting blijft dezelfde argumenten hanteren om klager niet op verlof te laten gaan. In die argumenten zag de beroepscommissie drie jaar geleden geen reden om helemaal af te zien van een verlofaanvraag. Zolang de inrichting geen stappen zet om te onderzoeken of een overgang naar de reguliere psychiatrie mogelijk is, zoals een stap richting begeleid verlof, zal klager niet meer uit de longstay komen. Tegen het niet aanvragen van verloven staat geen beroepsmogelijkheid open. Dat betekent dat klager bij verlenging van zijn longstay-status volledig afhankelijk blijft van de inrichting in het zetten van stappen en het bieden van toekomstperspectief. Nu de inrichting kennelijk geen stappen wil zetten, ondanks de aanbeveling van de beroepscommissie, zit klagers situatie muurvast. Nu meerdere deskundigen in de afgelopen jaren de optie van een opname in de reguliere psychiatrie open houden, moet ingegrepen worden en is een opname op een behandelafdeling aangewezen.

De reden om klager naar de longstay over te plaatsen, was erin gelegen dat voorzien werd dat klagers problematiek onveranderbaar was. Klager is niet in een longstayvoorziening geplaatst wegens beheersmatige problemen. Qua beveiliging van de samenleving bestaat er dan ook geen risico of nadeel van plaatsing op een behandelafdeling. De enige die nadeel van die plaatsing kan ondervinden, is klager. En klager wil dat risico nemen.

Op 11 november 2018 staat een zorgconferentie gepland.    

Verweerder heeft inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.

Plaatsing van klager in de reguliere GGZ is niet aan de orde. Het is maar de vraag of de voorgestelde plaatsing op een behandelafdeling zinvol, haalbaar en verantwoord is. Er is in de afgelopen periode wisselend geadviseerd ten aanzien van het beveiligingsniveau. De Pompestichting ziet de meerwaarde van overplaatsing van klager naar een behandelafdeling niet. De verwachting van de inrichting is dat klager daar niet stabieler zal gaan functioneren. Klager heeft de beste kans om stappen vooruit te zetten vanuit de longstayvoorziening. Het heeft jaren geduurd om met klager zo ver te komen als hij nu is. De verwachting is dat klager op een behandelafdeling snel overvraagd raakt en dat werkt contraproductief. Klager is, ondanks optimale medicamenteuze behandeling, nog immer chronisch psychotisch en dit heeft een belemmerende invloed op zijn functioneren. Er bestaat twijfel over de vraag wat nog veilig is. De begeleidbaarheid van en mate van samenwerking met klager wisselen sterk. Dat het nu niet zo goed gaat, kan te wijten zijn aan het feit dat klager op de longstay verblijft, maar het kan ook verband houden met klagers problematiek. Klager voldoet aan de voorwaarden voor een verblijf in een longstayvoorziening. Bewerking van het risiconiveau is volgens de mededelingen vanuit de inrichting in de afgelopen periode niet mogelijk gebleken, de complexe (chronische) problematiek is nog immer een risico verhogende factor. Er is nog steeds onvoldoende overeenstemming over verlofvoorwaarden en verlofactiviteiten en het lukt klager ondanks de hulp die hij krijgt aangeboden onvoldoende om zich aan afspraken te houden. Het multidisciplinaire behandelteam blijft desondanks naar ingangen zoeken om begeleid verlof op te starten.

Er is bij de inrichting begrip voor het zoeken naar een manier om een positieve kentering te laten plaatsvinden. Ook het behandelteam is er alles aan gelegen om die kentering te faciliteren. De verwachting vanuit de inrichting is echter dat dit niet zal plaatsvinden als klager een nieuwe start maakt in een nieuwe inrichting, met nieuwe behandelaren.

Nu de inrichting geen meerwaarde ziet in plaatsing van klager op een behandelafdeling, is de beste oplossing klager op een longstayvoorziening te laten verblijven en te bezien of kan worden overgeschakeld naar een lager beveiligingsniveau. Dit kan bij de zorgconferentie in november 2018 worden besproken.   

 

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in de overwegingen te worden betrokken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 7 maart 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (hierna: LAP) wordt beoordeeld of voortzetting van de longstay-status nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit het door de psycholoog opgemaakte Pro Justitia rapport van 24 juli 2017 kan worden afgeleid dat klager lijdt aan een ernstige en chronische vorm van schizofrenie op basis waarvan zich doorlopend wanen / hallucinaties en verwardheid voordoen, hetgeen het normaal aanwezig menselijk werkelijkheidsbesef fundamenteel en diep verstoort. Klager heeft geen enkel ziektebesef en ziet in het verlengde daarvan geen enkele noodzaak tot behandeling in de vorm van medicatie en begeleiding. In vrijheid zal klager direct verdovende middelen gebruiken en wegens het ontbreken van copingvaardigheden verpauperen. Hij zal een vrouw zoeken om seks mee te hebben en bij afwijzing is de kans groot dat hij gewelddadig gedrag zal vertonen. Het risico op psychotisch gestuurd gewelddadig gedrag wordt ingeschat als buitengewoon groot. Het noodzakelijke beveiligingsniveau wordt ingeschat als gemiddeld. De longstay-status dient volgens de psycholoog gehandhaafd te worden.

In de door de psychiater opgemaakte Pro Justitia rapportage van 8 augustus 2017 komt het volgende naar voren. Op de longstay zijn er de afgelopen periode de nodige incidenten geweest. Het benodigde beveiligingsniveau wordt ingeschat als hoog. Binnen het huidige tbs-kader waarin klager begeleid verlof, structuur en begeleiding wordt geboden, wordt de kans op recidive van een gewelddadig (seksueel) delict als laag tot matig beschouwd. Indien het tbs-kader zou wegvallen, en klager ontbeert controle, toezicht, structuur en begeleiding, is de kans groot dat klager maatschappelijk ten onder gaat, terugvalt in middelengebruik, zijn medicatie staakt en zich onttrekt aan behandeling. De kans op recidive wordt in dergelijke omstandigheden als hoog ingeschat. Handhaving van de plaatsing op de longstay wordt door de psychiater  noodzakelijk geacht.

Nu de psychotische symptomatologie met de huidige medicatie onvoldoende in remissie komt, zou het volgens de psychiater met het oog op humanitair verlof en een eventuele doorstroming naar de reguliere GGZ de moeite waard zijn te overwegen klager in te stellen op antipsychoticum clozapine.

De inrichting heeft op 8 september 2017 te kennen gegeven zich grotendeels te kunnen vinden in de conclusies van psychiater en de psycholoog als weergegeven in de voormelde Pro Justitia rapportages. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat opnieuw instellen op clozapine, zoals geopperd door de rapporterend psychiater, niet aangewezen wordt geacht, omdat klager in het verleden diverse malen op deze medicatie ingesteld is geweest, maar dit telkens gestaakt is. Dit wegens hetzij ontwikkeling van een metabool-syndroom, hetzij wegens onbetrouwbare inname en ernstige psychotische ontregelingen met agressief gedrag en separaties tot gevolg. Geadviseerd wordt klagers longstay-status te handhaven. Ten aanzien van het beveiligingsniveau wordt opgemerkt dat er een verschil van inschatting is bij de rapporteurs, maar dat de inrichting, daar waar zij eerder het beveiligingsniveau op midden heeft ingeschat, zich wegens de verslechtering van het toestandsbeeld nu ook kan vinden in een hoog beveiligingsniveau.

De LAP heeft in haar advies van 16 november 2017 geadviseerd om klagers longstay-status voort te zetten. Daarbij wordt opgemerkt dat naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling kan worden gekomen dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Er wordt op dit moment geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ-voorziening.

De beroepscommissie stelt vast dat ten aanzien van de voortzetting van het verblijf op de longstay sprake is van eensluidende adviezen van de inrichting, de psychiater, de psycholoog en de LAP. De stukken geven blijk van klagers onbehandelbaarheid en delictgevaarlijkheid. Gelet daarop heeft de minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, in redelijkheid kunnen beslissen tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting, met een gemiddeld individueel beveiligingsniveau. Vooralsnog acht de beroepscommissie het verzoek tot het (tijdelijk) overplaatsen van klager naar een behandelafdeling zodat een nieuwe behandelpoging kan worden opgestart, niet aangewezen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede en niets afdoende aan het vorenstaande beveelt de beroepscommissie in het verlengde van de eerdere uitspraak (RSJ 23 september 2015, 15/891/TB) met klem aan met voortvarendheid toe te werken naar begeleid verlof voor klager. De beroepscommissie begrijpt uit de inlichtingen dat ook op dit moment (nog) geen overeenstemming bestaat tussen klager en de inrichting over verlofvoorwaarden. Naar het oordeel van de beroepscommissie behoeft het uitblijven van overeenstemming hierover in dit geval niet aan een aanvraag voor een verlofmachtiging in de weg te staan. Immers, aannemelijk is dat de omstandigheid dat er (nog) geen overeenstemming over de verlofvoorwaarden bestaat, mede het gevolg is van klagers pathologie, die niet (snel) zal veranderen en waardoor verwacht kan worden dat het risicomanagement aangaande verlof op geen enkel moment helemaal sluitend zal zijn. De beroepscommissie verwijst in dit verband naar voormelde uitspraak van de beroepscommissie, waarin staat opgenomen dat klager in het verleden gedurende enkele jaren (veelal zonder problemen) begeleid verlof heeft genoten en dat bij die eerdere zitting onbestreden is aangevoerd dat klager zich over het algemeen houdt aan hem opgelegde voorwaarden, ook al is hij het er niet mee eens.

Ten slotte geeft de beroepscommissie in overweging bij de aanstaande zorgconferentie

- voor zover daar eerder nog geen aandacht voor is geweest - aandacht te schenken aan culturele aspecten die van belang zouden kunnen zijn in de omgang met klager. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van

mr. M. Simpelaar, secretaris, op 21 augustus 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven