Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0931/GV, 13 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/0931/GV

betreft: [Klager]           datum: 13 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V. Poelmeijer, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 4 mei 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde in het ziekenhuis zijn moeder, die aldaar een operatie dient te ondergaan, te kunnen ondersteunen. Klager kan zich niet verenigen met de omstandigheid dat zijn aanwezigheid niet noodzakelijk zou zijn. Er is teveel waarde gehecht aan het advies van de medisch adviseur, hetgeen op algemene informatie van de huisarts is gebaseerd. Voorafgaand aan de operatie heeft klager met de behandelend arts gesproken. Hij heeft te kennen gegeven dat sprake moet zijn van een casuïstische beoordeling, nu in het geval van klagers moeder vanwege haar gewicht en leeftijd sneller complicaties kunnen optreden. Gelet daarop is klagers aanwezigheid bij de operatie noodzakelijk. De operatie is klagers moeder zwaar gevallen, waardoor zij niet bij klager op bezoek kan komen. Dat de risico’s die verband houden met het tijdelijk verlaten van de inrichting onduidelijk zijn, kan klager niet worden tegengeworpen. Het had op de weg van de inrichting dan wel het Openbaar Ministerie gelegen daartoe onderzoek te doen. Eventuele risico’s, zoals vluchtgevaar, hadden voldoende kunnen worden ingeperkt door middel van toepassing van elektronische controle en vervoer en begeleiding door de Dienst Vervoer & Ondersteuning. Nu klager voldoende binding heeft met zijn moeder en zijn omgeving, is geen sprake van vluchtgevaar. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep mondeling toe te lichten en verzoekt om een tegemoetkoming.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

De medisch adviseur acht op basis van de gegevens van de huisarts van 25 april 2018 incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd. Thans is geen sprake van een levensbedreigende situatie of terminaal lijden. De medisch adviseur heeft zich niet op algemene gronden gebaseerd, maar heeft zijn advies met recente inlichtingen van de huisarts onderbouwd. Klager heeft de noodzaak van zijn aanwezigheid ten tijde en na afloop van de operatie van zijn moeder niet onderbouwd of aangetoond.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De medisch adviseur acht incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd. Uit de inlichtingen van de huisarts blijkt dat er bij klagers moeder een geplande medische ingreep zal plaatsvinden. Elke operatie brengt een risico met zich mee. Geplande operaties verlopen echter in principe ongecompliceerd. Mocht onverhoopt een complicatie optreden, kan de mogelijkheid van het verlenen van een (incidenteel) verlof alsnog worden overwogen.

De politie heeft het verlofadres niet geverifieerd. Klager wenst het verlof bij zijn moeder in het ziekenhuis door te brengen. Tot januari 2018 stond klager op de lijst gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico.

 

3.         De beoordeling

Door en namens klager wordt verzocht in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertien jaren en zeven maanden met aftrek, wegens mensenhandel die zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of waarvan levensgevaar voor een ander te duchten is. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 september 2022.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 23 van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende ouder van de gedetineerde.

Klager verzoekt om incidenteel verlof teneinde in het ziekenhuis zijn moeder, die aldaar een operatie dient te ondergaan, te kunnen ondersteunen. De beroepscommissie is van oordeel dat de noodzaak van klagers aanwezigheid onvoldoende aannemelijk is geworden. De medisch adviseur acht, op basis van de informatie van de huisarts van 25 april 2018, incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd, nu bij de geplande operatie van klagers moeder naar verwachting geen complicaties zullen optreden. Er is derhalve geen sprake van levensgevaar als omschreven in artikel 23 van de Regeling.

Voornoemde omstandigheid rechtvaardigt een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Gelet op het voorgaande kan de afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 13 september 2018.

             

            secretaris                 voorzitter

Naar boven