Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3847/GB, 7 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3847/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 7 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 november 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot plaatsing in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 20 januari 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de Extra Zorgvoorziening (EZV) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens de selectiefunctionaris is geen sprake van een in voldoende mate vaststaande stoornis van de geestesvermogens, zodat geen ruimte bestaat voor een plaatsing op basis van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. Uit het ter zake uitgebrachte selectieadvies volgt enerzijds dat klager niet, dan wel onvolledig medewerking heeft verleend aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum in het kader van zijn strafzaak. Anderzijds is vastgesteld dat bij klager sprake is van cannabisafhankelijkheid en een dusdanig verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling met disfunctioneren op volwassen leeftijd in sociaal, arbeids- en relationeel opzicht, dat van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens werd gesproken. Hieruit kan worden afgeleid dat wel degelijk sprake is van een stoornis in voldoende zin. Zowel de reclassering als de psycholoog van de inrichting heeft positief geadviseerd over de plaatsing van klager in een FPK. Klager is zeer gemotiveerd voor een dergelijke plaatsing. Dit volgt uit de overgelegde verklaring waarbij hij afstand doet van iedere vorm van detentiefasering in verband met zijn voorkeur voor plaatsing in een FPK. Namens klager is een trajectplan overgelegd. Daaruit volgt welke behandeling klager gedurende zijn plaatsing zou moeten volgen, althans met welke behandeling een aanvang zal kunnen worden gemaakt. De beslissing van de selectiefunctionaris is dan ook in onvoldoende mate gemotiveerd. De selectiefunctionaris stelt dat klager niet-ontvankelijk zou zijn, nu een gedetineerde niet zelf een verzoek als bedoeld in artikel 18 van de Pbw met betrekking tot een plaatsing als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, kan indienen. De selectiefunctionaris miskent daarbij echter dat een verzoekschrift op grond van artikel 18, tweede lid, van de Pbw wordt gelijkgesteld met een akkoordverklaring van de gedetineerde met het selectieadvies van de directeur. Uit de laatste pagina van het bij de reactie van de directeur gevoegde selectieadvies blijkt dat klager met het voorstel akkoord is. Uit wet noch regelgeving volgt dat de gelijkstelling zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Pbw uitsluitend betrekking kan hebben op plaatsing in een (bepaald deel van een) p.i. Klager dient dan ook in zijn beroep te worden ontvangen.   

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De directeur en het Openbaar Ministerie (OM) hebben negatief over klagers verzoek geadviseerd. Het OM heeft aangegeven dat in de behandeling van de strafzaak niet is vastgesteld dat van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens sprake is, zodat een noodzaak tot plaatsing in een kliniek op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw ontbreekt. Daar het niet mogelijk is een eigen verzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Pbw te doen dat strekt tot plaatsing in een kliniek als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, heeft de selectiefunctionaris klager bij beslissing van 5 januari 2018 alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaard. Daarbij wordt verwezen naar RSJ 28 januari 2016, 15/3760/GB.  

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om plaatsing in een FPK op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. Ingevolge artikel 15, vijfde lid, van de Pbw kan de selectiefunctionaris bepalen dat een gedetineerde bij wie sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, naar een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen zal worden overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is, te worden verpleegd.

4.2.      In artikel 30 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden zijn nadere procedurele voorschriften gesteld voor de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. In de toelichting op dit artikel staat onder meer dat artikel 15, vijfde lid, van de Pbw de mogelijkheid biedt gedurende de detentie een (tijdelijke) plaatsing van een gedetineerde in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ), een FPK of een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (PAAZ) te realiseren (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176).

4.3.      Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen, strekkende tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. Onder ‘inrichting’ wordt, gelet op artikel 1, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 3, eerste lid, van de Pbw, een door de Minister als zodanig aangewezen penitentiaire inrichting verstaan. Onder ‘afdeling’ wordt, gelet op artikel 1, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 8, tweede lid, van de Pbw, een door de Minister aangewezen afdeling van een penitentiaire inrichting verstaan.

4.4.      Met inachtneming van het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat artikel 18, eerste lid, van de Pbw, noch de wet anderszins, de mogelijkheid biedt een met redenen omkleed verzoekschrift strekkende tot plaatsing in een FPK als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Pbw bij de selectiefunctionaris in te dienen. Het feit dat klager met het voorstel tot plaatsing in een FPK van de directeur akkoord is, maakt dit niet anders. De beslissing tot plaatsing in een FPK is, gelet op artikel 15, vijfde lid, van de Pbw, immers aan de selectiefunctionaris voorbehouden. Zodoende heeft de selectiefunctionaris op goede gronden beslist dat klager niet in zijn verzoekschrift kan worden ontvangen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.   

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 7 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven