Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3393/TA, 30 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/3393/TA

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de stelling van klager dat hij wordt gediscrimineerd (Me 2017-357).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt in beroep schriftelijk toegelicht in die zin dat de inrichting verzoekt de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter met juistheid op het beklag heeft beslist. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat nu klager zijn stelling dat hij gediscrimineerd wordt in het geheel niet heeft onderbouwd, niet gebleken is van enige vorm van discriminatie. De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat sprake is van een wijze van bejegening door personeelsleden die klager kennelijk niet aanstaat. Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat klager in dat verband, met inachtneming van artikel 56 Bvt, niet-ontvankelijk moet worden geacht in het beklag. Het beroep zal gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. N.C. van Lookeren Campagne, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 30 augustus 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven