Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4005/GA, 16 augustus 2018
Uitspraakdatum:16-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4005/GA

betreft: [Klager]           datum: 16 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 27 november 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire richting (p.i.) Vught, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i.  in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. I.F.J. Beugelsdijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van drie weken arbeidsloon toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het niet ontvangen van wachtgeld in de periode van acht weken dat hij op de wachtlijst stond (VU-2017-1768), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De tegemoetkoming is te gering omdat de beklagcommissie heeft miskend waarin het één en ander zich heeft voorgedaan. Het beklag ziet op de acht weken dat klager geen wachtgeld heeft ontvangen. De beklagcommissie heeft slechts een tegemoetkoming van drie weken wachtgeld toegekend. Klager verzoekt daarom de overige vijf weken gecompenseerd te krijgen en hij merkt daarbij op dat de beroepscommissie heeft geoordeeld dat het doorbetalen van loon niet altijd als volledige tegemoetkoming is aan te merken (RSJ 6 juli 2011, 11/0683/GA en RSJ 9 december 2010, 10/2397/GA).

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd.

De redenering van klager dat hij onvoldoende is gecompenseerd omdat de wasserij geen redelijk alternatief was vanwege een agressie-incident dat heeft plaatsgevonden wordt niet gevolgd. Naar aanleiding van het incident is door personeel aangeboden in gesprek te gaan met de betrokken medegedetineerde met wie klager ruzie had. Dit is door klager geweigerd. Hij is toen gewezen op de wachtlijst voor de andere werkzalen. Klager heeft hiermee geen verantwoordelijkheid genomen voor de ontstane situatie waar hij ook zelf een aandeel in had.

 

3.         De beoordeling

Door de beklagcommissie is geoordeeld dat het niet onredelijk is dat klager niet op de wasserij wilde werken, nu een handgemeen heeft plaatsgevonden met medegedetineerden die op de wasserij werkzaam zijn. Klager mocht derhalve niet als werkweigeraar worden aangemerkt en de klacht is gegrond verklaard. Onweersproken is dat klager gedurende acht weken op de wachtlijst heeft gestaan. De beroepscommissie stelt vast dat klager gedurende die periode ten onrechte als werkweigeraar is aangemerkt en geen wachtgeld heeft ontvangen. Zij kan zich daarom niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van acht weken arbeidsloon, uitgaande van 20 uur arbeid per week, toekomt.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van acht weken wachtgeld toekomt.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 16 augustus 2018.

 

                             

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven