Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1504/TA, 9 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1504/TA

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 2 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 juni 2003 van de beklagcommissie bij de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichtingmevr. [...] en dhr. [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing klager in een prikkelarme kamer (PAK) te plaatsen teneinde een kamerinspectie uit te voeren, het onderzoek aan kleding en lichaam en de wijze van uitvoering hiervan, en de beslissing klager alleenonder toezicht bezoek toe te staan.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de afzondering in de PAK en voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep richt zich tegen de plaatsing in de PAK en dan met name de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden (klager was naakt en had aangegeven dat hij zich niet goed voelde). Voorts is het beroep gericht tegen het feit dat klagerten onrechte als verdachte van drugshandel is aangemerkt en tegen de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn opgelegd, namelijk kamerinspectie en bezoek onder toezicht.
Na een incident op de luchtplaats heeft klager zich tweemaal moeten uitkleden. De eerste keer in het onderwijslokaal, daarna nog een keer in de PAK. Zijn kamer is volledig overhoop gehaald. Het is niet duidelijk waarom klager in dePAK moest worden geplaatst, terwijl hij ook in een andere ruimte had kunnen verblijven.
Er was sprake van een disciplinaire straf, zodat de art. 48 en 49 Bvt van toepassing waren. Er was sprake van een vorm van machtsuitoefening van de inrichting tegen klager. Daarnaast voldeed de opsluiting in de PAK niet aan de eisenvan proportionaliteit en subsidiariteit.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de toelichting op het beroep die de raadsman heeft overgelegd wordt niet meer gesproken over het toezicht op bezoek. Deze maatregel is sinds februari opgeheven en heeft ongeveer drie weken geduurd.
In het proces-verbaal van de beklagcommissie wordt duidelijk hoe een en ander gelopen is. Er zijn meermalen vermoedens geuit dat klager bij drugshandel betrokken was. Naar aanleiding van het incident op de wandelplaats is geoordeelddat een kamerinspectie noodzakelijk was. Het gaat hier niet om een steekproefsgewijze kamerinspectie, maar om een inspectie naar aanleiding van een vermoeden. De normale procedure is dan dat de betrokkene wordt afgezonderd in dePAK. De PAK bevindt zich op de afdeling en is in feite een ‘gestripte’ kamer. In het protocol wordt gesproken over een nader te bepalen ruimte, omdat niet overal een PAK is. Afzondering in de PAK is nodig omdat de patiënt daarweinig kan verstoppen.
De afzondering van klager in de PAK was noodzakelijk, het feit dat het verblijf in de PAK anderhalf uur duurde en dat klager naakt was, terwijl hij bovendien had aangegeven dat hij zich niet goed voelde, niet. Dat kan absoluut niet.Normaal gesproken wordt de kleding onderzocht en na ongeveer vijf minuten weer teruggegeven.
Vermoedens zijn geen feiten. Er was dus geen sprake van oplegging van een disciplinaire straf als bedoeld in art. 48 en 49 Bvt. Er wordt nu voor het eerst gesteld dat klager twee maal is gecontroleerd en zich daarbij heeft moetenuitkleden. De gebruikelijk gang van zaken bij een dergelijk incident zal als volgt zijn: na het ontstaan van het vermoeden wordt de patiënt aan een controle aan lichaam en kleding onderworpen, waarna hij, als er niets gevonden is,terugkeert naar zijn kamer. Als vervolgens bij degene met wie de patiënt contact heeft gehad (in casu dus degene(n) met wie klager op de wandelplaats contact had) wel wat wordt gevonden, zal alsnog een kamercontrole bij de eerstepatiënt plaats vinden. Het kan dan dus inderdaad voorkomen dat de patiënt zich twee keer moet uitkleden. Of dat in casu ook gebeurd is, kan nu niet worden nagegaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie met juistheid op het beklag heeft beslist. De beroepscommissie overweegt daartoe, anders dan de beklagcommissie, het volgende:
Het beroep is kennelijk niet gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie ten aanzien van de klacht over het ongekleed plaatsen van klager in de PAK, nu de beroepscommissie het beklag in zoverre gegrond heeft verklaard enklager daarvoor een tegemoetkoming heeft toegekend.
Voor zover het de klacht over de kamerinspectie en de wijze waarop hieraan invulling is gegeven betreft, is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting op basis van de informatie waarover zij beschikte ten aanzien van demogelijke betrokkenheid van klager bij drugshandel in de inrichting, in samenhang met het incident op de wandelplaats, in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot een kamerinspectie. In het geval van een vermoeden treedt een in hetprotocol van de inrichting vastgelegde procedure in werking, op basis waarvan klager in de PAK is afgezonderd en aan kleding en lichaam is onderzocht, en een kamerinspectie is uitgevoerd. De beslissing van de inrichting om dezeprocedure in gang te zetten is niet in strijd met de wet en evenmin onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de klacht over het bezoek onder toezicht overweegt de beroepscommissie dat deze maatregel is opgelegd naar aanleiding van het vermoeden dat klager bij drugshandel in de inrichting betrokken was. Er is geen sprake vaneen disciplinaire straf als bedoeld in art. 49 Bvt, zodat de inrichting terecht de procedure die geldt bij het opleggen van maatregelen heeft gevolgd. Dat een maatregel onder bepaalde omstandigheden wel als een straf kan wordenervaren doet daar niet aan af. Tot de oplegging van de maatregel van bezoek onder toezicht heeft de inrichting naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid knnen besluiten. Het beroep zal derhalve ook ten aanzien van deklacht over het bezoek onder toezicht ongegrond dienen te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. Holthuis, secretaris, op 9 oktober 2003

secretaris voorzitter

nummer: 03/1504/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 augustus 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. Y.A.J.M. van Kuijck en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. J.S. Holthuis.

Gehoord zijn klager en namens het hoofd van de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Amsterdam, mevr. [...] en dhr. [...].

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Na het incident op de luchtplaats heeft klager zich tweemaal moeten uitkleden. De eerste keer in het onderwijslokaal, daarna nog een keer in de PAK. Zijn kamer is volledig overhoop gehaald.
In klagers wettelijke aantekeningen stond aanvankelijk dat hem een sanctie was opgelegd, dat is later veranderd in een maatregel. Op 8 augustus jl. was klager bij de rechtbank. Daar beschikte men slechts over de oude aantekeningen.

Klagers raadsman heeft aangevoerd hetgeen in de aangehechte pleitnota staat weergegeven.
Hij heeft daar - zakelijk weergegeven - het volgende aan toegevoegd:
Het beroep richt zich tegen de plaatsing in de PAK en dan met name de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden (klager was naakt en heeft aangegeven dat hij zich niet goed voelde). Voorts is het beroep gericht tegen het feit dat klagerten onrechte als verdachte van drugshandel is aangemerkt en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn opgelegd, namelijk kamerinspectie en bezoek onder toezicht.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
In de toelichting op het beroep die de raadsman heeft overgelegd wordt niet meer gesproken over het toezicht op bezoek. Deze maatregel is sinds februari opgeheven en heeft ongeveer drie weken geduurd.
In het proces-verbaal van de beklagcommissie wordt duidelijk hoe een en ander gelopen is. Er zijn meermalen vermoedens geuit dat klager bij drugshandel betrokken was. Naar aanleiding van het incident op de wandelplaats is geoordeelddat een kamerinspectie noodzakelijk was. Het gaat hier niet om een steekproefsgewijze kamerinspectie, maar om een inspectie naar aanleiding van een vermoeden. De normale procedure is dan dat de betrokkene wordt afgezonderd in dePAK. De PAK bevindt zich op de afdeling en is in feite een ‘gestripte’ kamer. In het protocol wordt gesproken over een nader te bepalen ruimte, omdat niet overal een PAK is. Afzondering in de PAK is nodig omdat de patiënt daarweinig kan verstoppen.
De afzondering van klager in de PAK was noodzakelijk, het feit dat het verblijf in de PAK anderhalf uur duurde en dat klager naakt was, terwijl hij bovendien had aangegeven dat hij zich niet goed voelde, niet. Dat kan absoluut niet.Normaal gesproken wordt de kleding onderzocht en na ongeveer vijf minuten weer teruggegeven.
Vermoedens zijn geen feiten. Er was dus geen sprake van een disciplinaire straf. Er was geen sprake van een situatie als bedoeld in art. 48 en 49 Bvt. Er wordt nu voor het eerst gesteld dat klager twee maal is gecontroleerd en zichheeft moeten uitkleden. De gebruikelijk gang van zaken bij een dergelijk incident zal als volgt zijn: na het ontstaan van het vermoeden wordt de patiënt aan een controle aan lichaam en kleding onderworpen, waarna hij, als er nietsgevonden is, terug keert naar zijn kamer. Als vervolgens bij degene met wie de patiënt contact heeft gehad (in casu dus degene(n) met wie klager op de wandelplaats contact had) wel wat wordt gevonden, zal alsnog een kamercontrolebij de eerste patiënt plaats vinden. Het kan dan dus inderdaad voorkomen dat de patiënt zich twee keer moet uitkleden. Of dat in casu ook gebeurd is, kan nu niet worden nagegaan.

secretaris voorzitter

Naar boven