Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2034/TB-einduitspraak, 22 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           17/2034/TB-einduitspraak

betreft: [klaagster]        datum: 22 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een beslissing van 20 juni 2017 van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op 24 november 2017 zijn klaagster, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. J. Steenbrink, en namens de Staatssecretaris […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid, en […], klaagsters behandelcoördinator, rogatoir in de woonkamer van de zeer intensieve specialistische zorg (ZISZ-) afdeling van de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught gehoord door mr. N. Jörg, toentertijd voorzitter van de beroepscommissie, en drs. J.E. Wouda, lid, bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Op 13 december 2017 is bij tussenuitspraak de behandeling van de zaak voor een periode van vier maanden aangehouden in afwachting van de uitkomst van een aangekondigd(e) onderzoek/expertmeeting.

Bij hersteluitspraak van 28 december 2017 is een kennelijke misslag in een vermelde datum in de tussenuitspraak gecorrigeerd en bepaald dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 13 april 2018. 

Op 12 april 2018 is op het secretariaat van de Raad een reactie van 9 april 2018 namens de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) ontvangen met daarbij gevoegd het verslag van de (eerste) expertmeeting van 21 februari 2018.

Op 3 mei 2018 is op het secretariaat van de Raad een reactie van de raadsvrouw ontvangen waarin zij heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomsten van de op 31 mei 2018 te houden tweede expertmeeting.

 

Bij tussenuitspraak van 7 mei 2018 is het verzoek van de raadsvrouw toegewezen en is de behandeling van de zaak opnieuw aangehouden tot uiterlijk een maand nadat de resultaten van de tweede expertmeeting, die gehouden werd op 31 mei 2018, bekend zouden zijn.

Op 2 juli 2018 is het verslag van de tweede expertmeeting op het secretariaat van de Raad ontvangen.

Op 13 juli 2018 is namens de Minister/Staassecretaris schriftelijk meegedeeld dat de afdeling Plataan van Trajectum een positieve intentie heeft uitgesproken om klaagster op te nemen en dat dit voornemen zal worden besproken op een volgende expertmeeting en verder uitgewerkt zal worden.

Het lid van de beroepscommissie drs. M.R. Daniel, die bij het horen van klaagster op

24 november 2017 niet aanwezig was, en mr. A. van Holten die de plaats van de voorzitter mr. N. Jörg, wiens lidmaatschap van de Raad inmiddels is beëindigd, zal innemen, zullen

op grond van de stukken, waaronder de tussenuitspraken, de zaak mede beoordelen.

 

Op grond van haar onderzoek en de stukken overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De toenmalige Staatssecretaris heeft beslist klaagster na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klaagsters verblijf in genoemde longstayvoorziening, beveiligingsniveau hoog.

 

2.         De feiten en de standpunten

Hiervoor wordt verwezen naar de tussenuitspraken, die aan deze uitspraak worden gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.

Namens klaagster is op 3 mei 2018 daaraan toegevoegd dat het standpunt van het Ministerie dat de longstayvoorziening met een hoog beveiligingsniveau nog steeds gerechtvaardigd is niet wordt gedeeld door klaagster. Uit de verschillende stukken, waaronder het verslag van de expertmeeting van 21 februari 2018, komt naar voren dat een andere woonomgeving met meer zorg dan beveiliging passender is voor klaagster. Het is van groot belang dat zicht wordt gehouden op de voortgang van de inspanningen van de Pompestichting en het Ministerie. De zoektocht duurt al zo’n drie jaar.

Namens de toenmalige Staatssecretaris/Minister is op 9 april 2018 het volgende toegevoegd.

Uit informatie van de Pompestichting volgt dat op de ZISZ-afdeling, waar klaagster nog steeds verblijft, binnen de mogelijkheden die er zijn dagelijks zo goed mogelijk wordt aangesloten bij klaagsters toestandsbeeld. Dit vergt vaak meerdere malen per dag afstemming tussen het afdelingspersoneel, de behandelcoördinator, het afdelingshoofd en de psychiater. Na het uitbrengen van het rapport door het centrum voor consultatie en expertise (CCE) heeft een bijeenkomst plaatsgevonden met het gehele team en het CCE, waarbij uitdrukkelijk aandacht is geweest voor de uiterst problematische levensloop van klaagster en het zeer lage sociaal emotionele ontwikkelingsniveau. Dit heeft geleid tot meer begrip voor de problematiek en meer inzicht wat nodig is in de begeleiding binnen het team. Neutraal bejegenen, er voor haar zijn, zoveel mogelijk in discussie blijven en haar niet overschatten zijn thema’s die terugkomen in de wijze waarop klaagster wordt bejegend en begeleid. Dit vraagt een groot incasseringsvermogen van het personeel. Klaagster is helaas niet altijd in staat om de geboden zorg en begeleiding te accepteren. Haar (zelf)destructieve neigingen leiden er uiteindelijk telkens weer toe dat zij contact afhoudt of dat zij voor haar eigen veiligheid of die van anderen moet worden afgezonderd. Zij wordt op dit moment zo goed mogelijk behandeld binnen de mogelijkheden die er zijn op de ZISZ-afdeling. Eens per twee weken vindt er een gesprek plaats met de behandelcoördinator. Klaagster hecht veel waarde aan deze gesprekken en heeft ondanks haar zeer beperkte mogelijkheden om zich te hechten aan een andere persoon, een goed contact opgebouwd. Op 21 februari 2018 heeft nadat er reeds drie zorgconferenties over klaagster waren gehouden een eerste expertmeeting plaatsgevonden. De conclusie was opnieuw dat er op dit moment binnen het bestaande behandelaanbod geen enkele plek beter geschikt is dan de afdeling waar zij nu verblijft. Het CCE heeft aangegeven dat de bejegening die klaagster nu wordt geboden passend is en dat alleen de omgeving dat niet is. Op 31 mei 2018 zal een tweede expertmeeting worden gehouden, waarbij ook de LVB-sector is uitgenodigd om mee te denken. In feite komt het erop neer dat er een plek gecreëerd of geschikt gemaakt zal moeten worden op een andere plek dan binnen de p.i. Vught. Het uitwerken hiervan vraagt begrijpelijkerwijs tijd. De beslissing van 20 juni 2017 tot voortgezette plaatsing van klaagster in een longstayvoorziening van de Pompestichting met een hoog beveiligingsniveau is tegen deze achtergrond gerechtvaardigd.

 

3.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris/Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klaagster is bij beslissing van 20 november 2013 in een longstayvoorziening van de Pompestichting geplaatst. Bij beslissing van 20 juni 2017 heeft de toenmalige Staatssecretaris na herbeoordeling beslist om klaagsters verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting, beveiligingsniveau hoog, voort te zetten.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van de psychiater K. van 4 mei 2016 en van de psycholoog G. van 25 mei 2016 volgt dat er voor klaagster bij wie sprake is van ernstige borderline problematiek op dat moment geen andere mogelijkheden werden gezien dan de longstayplaatsing te handhaven. Voortzetting van klaagsters behandeling dient gericht te zijn op stabilisatie en het naar tevredenheid van klaagster en de omgeving kunnen verblijven binnen de longstay. Aangegeven is dat ondanks grote inspanningen van verschillende tbs-inrichtingen het niet gelukt is om haar te behandelen en te resocialiseren. Bij stabilisatie van klaagster zou snel gereageerd dienen te worden met  een toename van vrijheden.

Uit het verlengingsadvies van 26 januari 2016 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat geen sprake is van een   stabiel toestandsbeeld en dat klaagster regelmatig moet worden begrensd door middel van medicatie, een prikkelarme omgeving of separatie. Het is niet gelukt om haar problematiek meer structureel aan te pakken via therapie. Ook is het nog niet gelukt, hoewel dit wel het streven is, om haar op een reguliere afdeling te plaatsen. Het behandelteam ziet geen andere mogelijkheid dan de longstayplaatsing voort te zetten. Het individueel beveiligingsniveau is hoog in verband met het hoge risico op impulsief en gewelddadig gedrag.

De LAP heeft in het advies van 20 juni 2016 geadviseerd tot opheffing van klaagsters longstaystatus en aangegeven dat de ZISZ-afdeling te Vught contra-geïndiceerd blijkt voor klaagster. Klaagster kan niet de nodige psychiatrische zorg worden geboden en het risico rechtvaardigt ook niet de voortzetting van het verblijf in deze setting. Geadviseerd is om klaagster over te plaatsen naar een instelling waar intensieve individuele psychiatrische zorg kan worden geboden zonder behandeldruk en groepsdynamiek waar vanuit geslotenheid kleine stapjes kunnen worden gezet naar resocialisatie.

Naar aanleiding van bovenstaande adviezen hebben zorgconferenties plaatsgevonden op 21 september 2016, 18 januari 2017 en 14 april 2017 om te bezien of het LAP-advies kon worden gerealiseerd. Klaagsters raadsvrouw en een afgevaardigde van de LAP zijn daarbij aanwezig geweest. Uit de verslagen van de zorgconferenties volgt dat plaatsing in een alternatieve setting een zeer ingewikkelde opgave is. Er is sprake van ernstige problematiek, veiligheidsrisico’s zoals het gevaar voor suïcide of zelf beschadigend gedrag, onvoorspelbare en hevige agressie naar anderen en gevaar voor brandstichting. Klaagster wordt een vriendelijkere, warmere omgeving gegund die mogelijk ook nodig is om te kunnen werken aan herstel.

Vervolgens heeft nader onderzoek plaatsgevonden door het CCE dat verschillende alternatieven voor plaatsing van klaagster heeft verkend. Omdat het CCE verwachtte dat een oplossing voorlopig nog niet in zicht was, heeft de Staatssecretaris op 20 juni 2017 beslist de longstayplaatsing van klaagster formeel voort te zetten. In de reactie op het beroep is namens de Staatssecretaris aangegeven dat de recente ontwikkelingen zoals de bevindingen van het CCE zullen worden betrokken in klaagsters behandeling en dat de pogingen om haar elders te plaatsen niet zullen stagneren.

Na de behandeling ter zitting op 24 november 2017 heeft de beroepscommissie de behandeling van de zaak in de tussenuitspraak van 13 december 2017 aangehouden om schot te brengen in het onderzoek naar de daadwerkelijke mogelijkheden voor een adequaat zorgaanbod buiten de ZISZ van de Pompestichting te Vught. De beroepscommissie heeft in deze tussenuitspraak aangegeven dat zij er vanuit gaat dat alle mogelijkheden en middelen in deze buitengewoon lastige behandelsituatie zullen worden ingezet.

Vervolgens heeft een tweede expertmeeting plaatsgevonden op 31 mei 2018 en is namens de Staatssecretaris op 13 juli 2018 aangekondigd dat de afdeling Plataan van Trajectum een positieve intentie heeft uitgesproken om klaagster op te nemen, hetgeen tijdens een volgende expertmeeting zal worden besproken en verder uitgewerkt zal worden. De datum voor de volgende expertmeeting zal echter nog moeten worden vastgesteld.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris ten tijde van de bestreden beslissing in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klaagster in de longstayvoorziening in de rede lag en dat er op dat moment geen alternatief voorhanden was.

De beroepscommissie doet de uitdrukkelijke aanbeveling om de intensieve pogingen, zoals die blijken uit het verslagen van de eerste en de tweede expertmeeting van             21 februari 2018 en 31 mei 2018 en de schriftelijke mededeling van de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris/Minister van 13 juli 2018, om klaagster elders in een voor haar geschikte behandelsetting te plaatsen, te continueren. 

 

4.         De einduitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter,        drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 augustus 2018.

 

      

         

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven