nummer: 03/1492/GA
betreft: [klager] datum: 21 oktober 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, advocaat te Maastricht, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 14 april 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van twee nieuwe tandenborstels uit de fouillering.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Twee nieuwe tandenborstels, die klager heeft betaald en die waren opgeslagen in zijn fouillering, zijn op onverklaarbare wijze uit die fouillering verdwenen. Omdat klager door de inrichtingsregels slechts één tandenborstel in zijnverblijfsruimte mag hebben, moeten andere tandenborstels (tijdelijk) worden opgeslagen in de fouillering. Om die reden is de inrichting aansprakelijk voor het beheer van zijn in de fouillering opgeslagen goederen en heeft dedirecteur onvoldoende zorgvuldigheid betracht ten aanzien van de eigendommen van klager.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3.
De beoordeling
Klager heeft gesteld dat hij op grond van in de inrichting geldende regelgeving slechts één tandenborstel in zijn verblijfsruimte mag houden en dat overige tandenborstels worden opgeslagen in de fouillering tot het moment dat de inde verblijfsruimte aanwezige tandenborstel geruild wordt met een uit de fouillering afkomstig exemplaar. Klager heeft voorts gesteld dat er in de fouillering twee nieuwe tandenborstels waren opgeslagen die zijn eigendom waren en diethans worden vermist.
Bewaring van in de fouillering opgeslagen goederen valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur. De vermissing van in de fouillering opgeslagen goederen is daarom klachtwaardig. Om die reden kan de uitspraak van debeklagcommissie niet in stand blijven en moet klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
In beklag noch in beroep is door de directeur weersproken dat klager twee nieuwe tandenborstels in de fouillering opgeslagen heeft gehad en dat die tandenborstels zich op het moment dat klager om vervanging van zijn in deverblijfsruimte aanwezige tandenborstel vroeg, niet meer in de fouillering bevonden. Gelet daarop acht de beroepscommissie aannemelijk dat er onvoldoende zorgvuldigheid is betracht ten aanzien van klagers in de fouilleringbevindende goederen. Om die reden moet het beklag gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2003
secretaris voorzitter