Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1257/GA, 13 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 03/1257/GA

betreft: [klager] datum: 13 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 5 juni 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Flevoland, locatie Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.L.M. Lenssen.

De directeur bij de locatie Lelystad heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klagers geprivilegieerde post hem is afgenomen door een p.i.w.-er.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft geprivilegieerde post van de beklagcommissie ontvangen in verband met een door hem ingediend beklag. Na opening van de post door klager is deze hem (met geweld) door een p.i.w.-er afgenomen, omdat een bijlagepersoonsgegevens zou bevatten. Het betrof echter een zakelijk intakeformulier met daarin observaties van het gedrag van klager, die van belang waren voor de beoordeling van de klacht door de beklagcommissie. Er werd enkel eenvoornaam van een p.i.w.-er in vermeld. De conclusie van de beklagcommissie dat, omdat klager de geprivilegieerde post zelf had geopend, de status van geprivilegieerde post aan dit poststuk was komen te ontvallen en niet meer debescherming zou genieten van artikel 37, eerste lid, Pbw is niet houdbaar. Artikel 2 van de Regeling geprivilegieerde post, noch een ander artikel biedt een grondslag voor een dergelijke interpretatie. Nadat het intakeformulierklager was afgenomen, heeft klager zowel van de beklagcommissie als van de directeur het formulier nogmaals ontvangen.

Het betreffende intakeformulier is ter zitting aan de beroepscommissie getoond.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft een brief van de beklagcommissie ontvangen waarbij een
intakeformulier was gevoegd. De inhoud van een dergelijk brief betreft de in artikel 37, eerste lid aanhef en onder h, Pbw vermelde zogenaamde geprivilegieerde post. Uit artikel 37, vierde lid, Pbw volgt dat de Minister nadereregels kan stellen omtrent de wijze van verzending aan en door geprivilegieerde personen en deze zijn opgenomen in de Regeling geprivilegieerde post. Uitgangspunt van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden is dat er geentoezicht wordt uitgeoefend op de inhoud van geprivilegieerde post. Het standpunt van de beklagcommissie dat de geprivilegieerde status van post was komen te vervallen, omdat klager zelf de post heeft geopend, vindt geen enkele basisin bovenvermelde of andere regelgeving. De beroepscommissie is van oordeel dat, nu het innemen van klagers geprivilegieerde post is geschied in strijd met een wettelijk voorschrift, het beklag gegrond had moeten worden verklaard. Deberoepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de
beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven