Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-385, 31 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-385

Betreft:            [klager]            datum: 31 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.J.E. Hogewind, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van een inrichting in Rotterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 25 november 2017 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Sittard.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zat sinds 28 november 2017 in voorlopige hechtenis voor een zaak in Rotterdam. Op 5 januari 2018 werd klager eveneens in voorlopige hechtenis genomen voor een zaak in Limburg. Op diezelfde dag is hij overgeplaatst van het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen naar het h.v.b. van de locatie Sittard. Nu klager voor twee zaken is ingesloten, is de locatie Sittard niet meer aangewezen dan een inrichting in Rotterdam. Daarbij komt nog dat de Rotterdamse strafzaak al inhoudelijk werd behandeld. Inmiddels is klager in eerste aanleg veroordeeld. Het hoger beroep dient bij het Gerechtshof Den Haag. Klagers verblijf in Sittard was en is dus bezwaarlijk voor de afwikkeling van deze zaak. Bezoek van klagers advocaat en de reclassering alsook van zijn familie is moeizaam. De officier van justitie in de Limburgse zaak ondersteunt klagers verzoek. Een medeverdachte in de Limburgse zaak is al na een week in een inrichting in Rotterdam geplaatst.

3.1.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is voorlopig gehecht voor de zaak die aanhangig is bij de Rechtbank Limburg. Daarom is klager naar de locatie Sittard overgeplaatst. Dat klager ook een zaak in Rotterdam heeft lopen, doet hieraan niet af. Voor de zittingen in Maastricht zou dan immers vanaf Rotterdam op en neer gereden moeten worden. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden. Bezoek ontvangen is lastiger, maar niet onmogelijk. Reistijd voor de advocaat is inherent aan zijn functie.

4.         De beoordeling

4.1.      Het is een gegeven dat klager in voorlopige hechtenis is genomen voor een strafzaak in het arrondissement in Limburg. Vaststaat dat evenwel ook dat klager al in voorlopige hechtenis zat voor een strafzaak in Rotterdam. Klager wil graag, om hem moverende redenen terug naar Rotterdam. Het Openbaar Ministerie heeft, al dan niet op klagers verzoek, klagers overplaatsing naar een inrichting in de regio Rotterdam aangevraagd. In een dergelijk geval, waarbij formele aanknopingspunten aanwezig zijn voor plaatsing in twee verschillende arrondissementen en waarbij het openbaar ministerie de ruimte biedt om klagers voorkeur te volgen, dienen de persoonlijke belangen van klager zwaarder te wegen dan het door de selectiefunctionaris in zijn beslissing bedoelde algemene logistieke belang, te weten dat een voorlopig gehechte bij voorkeur wordt geplaatst in een inrichting in het arrondissement van vervolging (RSJ 21 december 2017, 17/1902/GB). Nu klager momenteel in twee arrondissementen vervolgd wordt geeft het logistieke belang evenveel aanleiding tot plaatsing in Rotterdam (inmiddels: Den Haag) als tot plaatsing in Limburg. Dat klager thans formeel nog slechts voor één van deze strafzaken voorlopig gehecht is, maakt niet dat plaatsing in dat arrondissement meer aangewezen is.

4.2.      Gelet op het voorgaande en nu niet is gebleken van enig ander belang dat zich zou verzetten tegen klagers overplaatsing, zal de beroepscommissie, ook met het oog op klagers belang bij plaatsing in de buurt van zijn familie en advocaat, het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Voor het toekennen van een tegemoetkoming ziet de beroepscommissie geen aanleiding.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 31 juli 2018.

 

 

           

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven