Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-360, 28 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                       

nummer:          R-360

betreft: [klager]            datum: 28 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen beslissingen van de directeur van 20 maart 2018, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juni 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voornoemde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beroep en de beslissing van de directeur

Klager beklaagt zich over de beslissing van de directeur van 20 maart 2018, inhoudende de oplegging van een verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager stelt dat hij zonder gegronde redenen twee spuiten in zijn kont kreeg en momenteel zeer bedwelmende medicatie moet innemen. De manier waarop hij de spuiten in zijn kont kreeg was geen prettige bejegening. Het had rustiger gekund. Twee mannen duwden hem naar de grond. Hij lag niet dwars. Ook moest hij twee dagen op de isolatiecel zitten. Hij kreeg en krijgt nog steeds medicatie, omdat hij psychotisch is. Dat is hem verteld. Momenteel is hij rustiger dan voordat hij medicatie toegediend kreeg. Er wordt nog toezicht gehouden of hij zijn medicatie slikt. Klager heeft last van de bijwerkingen, maar dat is door de nieuwe ingezette medicatie niet zo hinderlijk meer als in het begin.

Door en namens de directeur werd aangevoerd dat klager in het kader van een b- dwangbehandeling twee spuiten in zijn kont kreeg. Daarna kreeg hij een a-dwangbehandeling opgelegd. De directeur voldeed aan alle formele eisen die gesteld worden aan het opleggen van een beslissing tot a-dwangbehandeling. Verder wordt verwezen naar de inhoud van de adviezen van de psychiaters en de schriftelijke mededeling van de voorgenomen a-dwangbehandeling van 16 maart 2018 alsmede van de bestreden beslissing van 20 maart 2018. Sinds klager medicatie krijgt, gaat het beter met klager. Hij kan beter contact leggen. Klager is rustiger. De medicatie heeft een positief effect. Klager deed op 23 april 2018 een verzoek tot wijziging naar andere medicatie, omdat hij last had van bijwerkingen. In samenspraak is hier gehoor aan gegeven.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat wat betreft het indienen van het beroep de termijnoverschrijding van een dag verschoonbaar is, gelet op het psychische toestandsbeeld van klager in die periode.

Op grond van de Pbw kunnen twee vormen dwangbehandeling opgelegd worden. Namelijk de a-dwangbehandeling en de b-dwangbehandeling. Een a-dwangbehandeling kan op grond van artikel 46d, aanhef onder a van de Pbw opgelegd worden indien dat vanwege het gevaar dat de stoornis veroorzaakt noodzakelijk is. Een b-dwangbehandeling kan opgelegd worden op grond van artikel 46d aanhef onder b van de Pbw en kan opgelegd worden indien er sprake is van een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting.

Klager onderging beide behandelingen. Tijdens de behandeling ter zitting constateerde de beroepscommissie dat klager vooral last heeft ervaren van de twee spuiten in zijn bil in het kader van de b-dwangbehandeling die klager onderging. De b-dwangbehandeling werd op 8 maart 2018 gestart. Klager vulde een beklag formulier in op 28 maart 2018. Daarin sprak hij over de b-dwangbehandeling en de a-dwangbehandeling. De termijn tot het instellen van beklag tegen de b-dwangbehandeling was op dat moment ruimschoots verstreken. Het ingevulde formulier werd dan ook terecht aangemerkt als een beroep tegen de a-dwangbehandeling en niet als een beklag tegen de b-dwangbehandeling. Dit onderdeel is dan ook geen onderdeel van dit beroep.

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft op 20 maart 2017 beslist dat klager een a-dwangbehandeling moest ondergaan voor de duur van drie maanden. De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.

De beroepscommissie stelt vast dat uit die verklaringen volgt dat klager last heeft van een psychotische episode in het kader van schizofrenie. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat gevaar bestaat van fysiek geweld richting het personeel of de medegedetineerden indien de medicatie wordt gestaakt. Dit gevaar komt voort uit de psychische stoornis en kan niet binnen een redelijke termijn worden weggenomen. Er is daarnaast geen alternatief voor een behandeling met antipsyhotica. Sinds de start van de a-dwangbehandeling is er sprake van verbetering in klagers toestandsbeeld. Dit geeft klager ook zelf aan. In het begin had hij last van bijwerkingen, maar die zijn inmiddels afgenomen. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan dan ook niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt , met aanvulling als hiervoor geduid, de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. W.A.T. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 28 augustus 2018

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven