Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-346, 28 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

nummer:          R-346

betreft: [Klager]           datum: 28 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:        

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat de afname van een urinecontrole niet volgens de regels is verlopen (AB-2017-359).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De afname van de urinecontrole is niet volgens de regels verlopen, nu de buisjes waarin de urine wordt opgevangen, niet konden worden verzegeld. De directie heeft aangegeven dat inmiddels met vacuümbuisjes wordt gewerkt en dat er enkel nog stickers worden geplakt, omdat de wet dit vereist. In klagers geval plakten de stickers niet. Dit is van belang, omdat op de stickers een uniek registratienummer staat en nu niet is gebleken dat het klagers urine betreft die is onderzocht.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de inrichting wordt gebruik gemaakt van vacuümbuisjes. De procedure verloopt op dezelfde wijze als voorheen conform de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling). De gedetineerde sluit de buisjes zelf af. In de week voorafgaand aan klagers positieve uitslag bij de urinecontrole is tweemaal drugs bij klager aangetroffen.

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Regeling verdeelt de gedetineerde onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde sluit de buizen af, waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten. De gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of code op de twee buizen.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de stickers niet goed plakten en van de buisjes zijn gevallen. Gelet daarop zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 28 augustus 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven