Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-342, 13 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : R-342

Betreft : [klager]          datum: 13 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2018 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Torentijd te Middelburg alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2018, gehouden in de p.i. Vught is klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, gehoord. Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van de p.i. Torentijd heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

p grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afwijzing van het verzoek van klager de inrichting tijdelijk te kunnen verlaten in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het MDO adviseerde in eerste instantie positief op de verlofaanvraag. Om de kans op verlof te vergroten, heeft klager zijn verlofadres gewijzigd. Dit adres werd in eerste instantie goedgekeurd, maar later door de wijkagent afgekeurd. Het MDO heeft vervolgens besloten negatief te adviseren.

Klager wil in het kader van zijn resocialisatie voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Tijdens de inhoudelijke behandeling van klagers strafzaak is door familie van het slachtoffer een indirect dreigement geuit jegens klager. Klager heeft zijn detentiefasering goed doorlopen tot het moment dat zijn detentiefaseringsadres was doorgegeven aan de familie van het slachtoffer. Klager heeft zich toen in veiligheid gebracht door zijn enkelband door te knippen. Dit heeft hij moeten bezuren met twee jaar omzetting van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling naar een onvoorwaardelijke detentie. Na zijn onttrekking is (waarschijnlijk) de familie van het slachtoffer achter zijn verblijfplaats gekomen en heeft klager aldaar beschoten. De Officier van Justitie houdt alle verloven en faseringsmogelijkheden tegen vanwege het liquidatierisico. Het Openbaar Ministerie verzet de facto zich tegen elke vorm van resocialisatie en kiest voor ‘kale’ opsluiting. Daarmee wordt miskend dat klager op enig moment op vrije voeten zal moeten komen. Bovendien vormt een eventueel liquidatiegevaar geen reden elke vorm van resocialisatie achterwege te laten. De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat verlof in beginsel onderdeel dient uit te maken van de resocialisatie van een gedetineerde. Algemeen verlof is de meest aangewezen vorm van resocialisatie. Het MDO heeft inmiddels positief geadviseerd op een nieuwe verlofaanvraag. Klager heeft een nieuw verlofadres. Klagers belang op resocialisatie dient bij het naderen van zijn v.i.-datum zwaarder te wegen dan het belang van ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.  

Klager heeft enige tijd op de GVM-lijst gestaan, maar na het schietincident zijn er geen concrete aanwijzingen meer voor liquidatiegevaar. Klager zit nu in een z.b.b.i. en heeft diverse verloven gehad.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde worden toegestaan de inrichting te verlaten. Op grond van het derde lid van dit artikel heeft de Minister in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) nadere regels gegeven omtrent het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof.

Artikel 4 van de Regeling bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Het verlof wordt geweigerd in geval van: (…)

b. gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten; (…)

g. risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf;

h. gevaar voor de gedetineerde;

i. risico van maatschappelijke onrust;

j. het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres;

(…).

De directeur verwijst in zijn afwijzende beslissing van 14 november 2017 naar de negatieve adviezen van de politie en het Openbaar Ministerie. De directeur ziet in verlofverlening een gevaar voor ernstige maatschappelijke onrust en een gevaar voor klager zelf en de omgeving waarin klager zich zou bewegen. Er is eerder op klager geschoten (liquidatiepoging), waarbij klager gewond is geraakt en schade is ontstaan aan huizen in de omgeving. Voorts heeft klager zich gedurende een lange periode (van 5 september 2015 tot en met 12 maart 2016) onttrokken aan zijn detentie en heeft het Openbaar Ministerie bezwaren tegen het opgegeven verlofadres.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, g, h, i en j van de Regeling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. A.T. Bol en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 augustus 2018

 

           

   

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven