Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1348/TP, 20 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1348/TP

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 17 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 23 juni 2003 verlengd tot 21 september 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 7 augustus 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 26 september 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in een huis van bewaring, te weten de locatie Haarlemte Haarlem.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 6 mei 2003 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager lijdt aan een ernstige ziekte, waarop de hem verstrekte medicijnen geen grip hebben. Klager zegt te snel dat het goed met hem gaat, hoewel dat niet waar is. Hij verblijft op debijzondere zorgafdeling dan wel zijn cel, maar de accommodatie is niet geschikt voor hem waardoor het steeds minder goed met hem gaat. Als er geen werk is, weet klager niet wat hij moet doen en gaat hij naar zijn cel omdat hij ergeen zin in heeft met anderen te praten. Hij voelt zich daar vaak eenzaam. Hij moet zo snel mogelijk in een tbs-inrichting worden geplaatst, omdat hij daar een goede begeleiding krijgt. Hij weet dat omdat hij eerder in eentbs-inrichting heeft verbleven. Hij is geselecteerd voor Veldzicht, maar moet lang op een plaats wachten, omdat uit Veldzicht niet vaak mensen weggaan. Klager is bang dat hij de eerste termijn van zijn tbs in het h.v.b. moetblijven.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 9 maanden in een h.v.b. Er bestaat geen aanleidingten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Vooralsnog is niet gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in eentbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat de psychsiche conditie van klager zodanig is dat hij alsongeschikt voor verblijf in een huis van bewaring moet worden aangemerkt. Blijkens de overgelegde medische verklaring is klager niet detentieongeschikt. .

Bij schrijven d.d. 16 juni 2003 heeft [...], werkzaam bij het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) in genoemd h.v.b. het volgende meegedeeld.
Het gaat de laatste maanden bergafwaarts met klager. Hij is moeilijk te motiveren tot activiteiten en trekt zich regelmatig terug op cel. Hierdoor gaat hij zich eenzaam voelen en raakt hij extra opgefokt. De inrichting maakt zichdaar zorgen over, hetgeen meermalen is aangegeven op het hoorformulier tbs-passanten. De recetnte verlengingsbeslissing heeft wederom een negatieve kentering in zijn gedrag te weeg gebracht. Klager is momenteel extra in beeld bij demedische dienst, waar wordt geprbeerd met extra medicatie de onrustgevoelens met de eventueel daaruit voortvloeiende gevolgen te dempen.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van tbs-gestelden zijningegaan dan wel, zoals in het geval van klager, de Regeling van de Wet Fokkens van toepassing is verklaard, waardoor hij vóór aanvang van de tbs op een wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting is geplaatst.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit het schrijven d.d. 16 juni 2003 van de b.s.d. blijkt dat het niet goed met klager gaat. Van een onhoudbare toestand kan evenwel, gelet op de later, op 17 juli 2003, uitgebrachte medische verklaring van de ForensischPsychiatrische Dienst Haarlem niet worden gesproken. Hieruit blijkt immers dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 23 juni 2003 tot 21 september 2003 niet in strijd is met de wet.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven