Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-381, 6 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-381

Betreft:            [klager]            datum: 6 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.C. Frijns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 februari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waartegen klager beroep heeft ingesteld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 4 maart 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zich tijdens een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) aan alle voorwaarden gehouden. Dat klager niet meewerkt aan een plan van aanpak, kan daarom geen belemmering vormen voor plaatsing in een b.b.i..

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is in korte tijd tweemaal veroordeeld voor een gewapende overval. Het recidiverisico wordt als hoog/gemiddeld ingeschat. De reclassering kan geen behandeling indiceren, omdat klager weigert mee te werken aan het onderzoek dat de reclassering wil doen. Daarom komt klager niet in aanmerking voor detentiefasering.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Uit de stukken komt naar voren dat klagers recidiverisico als hoog/gemiddeld wordt ingeschat, onder meer omdat hij kort na zijn vorige veroordeling recidiveerde. Hij weigerde mee te werken aan onderzoek van de reclassering en kan daardoor niet worden behandeld. Het voorgaande maakt dat klager een fors maatschappelijk risico vormt. De bestreden beslissing is dus niet onredelijk of onbillijk. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 6 augustus 2018.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven