nummer: 03/1464/TP
betreft: [klager] datum: 20 oktober 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 30 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.E.M.G. Pouls, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. E.M.G. Pouls om het beroep schriftelijk toe te lichten.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 5 april 2003 verlengd tot 4 juli 2003.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 26 maart 2002 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 10 april 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk op deForensische observatie en begeleidingsafdeling (FOBA) van de locatie het Veer te Amsterdam.
De Minister heeft aangegeven dat bij beschikking d.d. 29 januari 2003 is besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Instituut (FPI) De Rooyse Wissel te Venray. Deze plaatsing was ten tijde van het instellenvan het beroep nog niet gerealiseerd.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Minister stuurt de verlengingsbeslissingen aan de tbs-passanten en niet tevens aan de belangenbehartiger. Wanneer een tbs-passant zelf niet in staat is om beroep aan te tekenen ofstukken door te sturen naar zijn advocaat, wordt het voor de belangenbehartiger zeer moeilijk om tijdig beroep in te stellen. Klager is gezien zijn geestestoestand niet in staat zijn eigen belangen te behartigen. Klager heeft pas injuni 2003 kenbaar gemaakt dat hij de verlengingsbeslissing is kwijtgeraakt „doordat hij stemmen hoort“. Klagers geestestoestand en het feit dat de advocaat nimmer tijdig enige verlengingsbeslissing mocht ontvangen rechtvaardigen eentermijnoverschrijding, zodat klager dient te worden ontvangen in zijn beroep.
De advocaat heeft pas een afschrift van de bestreden verlengingsbeslissing ontvangen als onderdeel van de in het kader van het beroep door de Minister aan de Raad toegezonden stukken.
Voorts dient het beroep gegrond te worden verklaard. De duur van de passantentermijn is onredelijk en onbillijk. Daarnaast is klagers psychische conditie zodanig dat hij ongeschikt is voor verder verblijf in een peniteniaireinrichting (p.i.). Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en klager een tegemoetkoming toe te kennen. De Minister heeft klager een tegemoetkoming aangeboden en geeft aan dat klager dat aanbod heeft geaccepteerd waarop hemeen vaststellingsovereenkomst zou zijn toegezonden. Onduidelijk is echter of en wanneer klager op dat aanbod zou hebben gereageerd en of de vaststellingsovereenkomst door klager ondertekend is teruggezonden. Klager meent dat er totop heden niet tot een vergoeding is overgegaan.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager zal niet in het beroep kunnen worden ontvangen, nu het beroep drie maanden te laat is ingesteld en er geen redenen bekend zijn geworden die deze termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Als anders wordt beslist, zal hetberoep materieel gegrond zijn nu uit de overgelegde medische verklaring blijkt dat klager zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting dient te worden geplaatst. Naar aanleiding daarvan is De Rooyse Wissel verzocht om zo spoedigmogelijk tot plaatsing over te gaan. Gelet op de duur van de passantentermijn is klager een aanbod tot een financiële tegemoetkoming gedaan. Klager heeft daarvan gebruik gemaakt, waarna hem een vaststellingsovereenkomst istoegezonden.
4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager ondanks de ruime termijnoverschrijding in zijn beroep kan worden ontvangen, nu mede in het licht van klagers stoornis en de inhoud van de door de Minister overgelegde medische verklaringredelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest.
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.
Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.
In de onderhavige zaak is gebleken dat klager als gevolg van de bestreden beslissing langer dan 12 maanden als tbs-passant in een p.i. verblijft. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in ditgeval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Voorts blijkt uit de medische verklaring d.d. 8 augustus 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Amsterdam dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd en dat klager bij voorrang diende te worden geplaatst in een tbs-inrichting. Gelet op de inhoud van de medische verklaring gaat de beroepscommissie er van uit dat klager ten tijde van het nemenvan de bestreden beslissing als detentieongeschikt moest worden aangemerkt.
Gelet op het hiervoor overwogene is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële gronden te worden vernietigd.
De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in De Rooyse Wissel dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële gronden te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden. Weliswaar heeft de Minister aangegeven dat klager eenvasstellingsovereenkomst inzake een aangeboden tegemoetkoming is toegezonden, maar volgens klagers raadsvrouw is onduidelijk in hoeverre klager deze ondertekend heeft teruggezonden.
De beroepscommissie zal derhalve de tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens de duur van die termijn enklagers detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van driemaanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de ten laste van de Minister komende tegemoetkoming op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens de duur van die termijn enklagers detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van driemaanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 oktober 2003
secretaris voorzitter