Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1347/TP, 20 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1347/TP

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 16 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 26 juni 2003 verlengd tot 24 september 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 26 april 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 1 juli 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk in depenitentiaire inrichting Lelystad.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 17 februari 2003 besloten tot plaatsing van klager in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht. Klager is op 30 juni 2003 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd, nu klager zo lang op plaatsing in een tbs-inrichting heeft moeten wachten. Voorts is niet voorafgaand aan de bestreden beslissingdan wel nadien, door een forensisch psychiater vastgesteld of klager al dan niet detentieongeschikt was, hetgeen onzorgvuldig is.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager bijna 12maanden in een huis van bewaring ( h.v.b.). Dit is niet zodanig lang dat op die enkele grond de verlengingsbeslissing onredelijk of onbillijk is. In verband met preklinische behandeling verbleef klager daar op het moment van deverlengingsbeslissing op de bijzondere zorgafdeling.
Er bestond ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dathij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat depsychische conditie van klager zodanig was dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moest worden aangemerkt. Er was geen Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) bereid een medische verklaring uit te brengen, daar klager op30 juni 2003 in de tbs-inrichting is geplaatst.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager als gevolg van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

De beroepscommissie gaat er, gelet op hetgeen namens de Minister terzake naar voren is gebracht, van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De stelling van klagers raadsman dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is nu niet vóór, dan wel na die beslissing een medische verklaring is uitgebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden. De wet vereist niet dat de Ministervóór het nemen van een verlengingsbeslissing een medisch advies moet vragen over die voorgenomen beslissing. De Minister kan in redelijkheid afgaan op het al dan niet ontvangen van signalen over de psychische toestand van een klagervanuit de inrichting van verblijf. De Minister vraagt de FPD om een medische verklaring zodra de beroepscommissie daarom verzoekt naar aanleiding van een ingesteld beroep tegen de verlenging van de passantentermijn. De FPDbeoordeelt in dat kader de detentie(on)geschiktheid van de klager, op grond waarvan de beroepscommissie in staat wordt gesteld te beoordelen in hoeverre klager vanaf de bestreden beslissing detentie(on)geschikt kan worden geacht.Zodra de klager in een tbs-inrichting is opgenomen, stelt de FPD zich op het standpunt dat geen oordeel gegeven kan worden over de situatie van voor die opname.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

Nu de bestreden beslissing als gevolg van de opname van klager in de tbs-inrichting op 30 juni 2003 slechts voor een periode van vier dagen tenuitvoergelegd is, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen vaneen tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat geen tegemoetkoming aan klager wordt toegekend.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven