Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-124, 10 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

aNummer:       R-124

Betreft:            […]      datum: 10 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 januari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot selectie voor een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sedert 1 januari 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De rechter heeft het voorstel van de reclassering tot behandeling van mogelijk alcoholmisbruik geheel afgewezen. Dit werd kennelijk niet noodzakelijk geacht. De reclassering wil dit nu echter alsnog. Het detentieplan sluit dus niet aan op het eerdere oordeel van de rechter. Dat belemmert klagers resocialisatie. Klager heeft meermaals algemeen verlof genoten, zonder alcohol te nuttigen. Hij mist nu de vrijheid met zijn gezin te zijn en inkomen te verdienen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De rechter heeft aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbonden dat klager “zich zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling voor zijn alcoholproblematiek”. De rechter heeft geen klinische behandelverplichting opgelegd, gelet op de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf. De reclassering heeft een forse alcoholproblematiek geconstateerd. Mede op grond daarvan wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Klager heeft niet willen meewerken aan de door de reclassering geïndiceerde verdiepingsdiagnostiek. Hij is ervan overtuigd dat klinische opname onnodig is. Klagers eerste twee algemene verloven zijn goed verlopen, maar het derde verlof is ingetrokken vanwege een positieve urinecontrole.

4.         De beoordeling

4.1.      In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617). Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt hiertoe dat bij klager een ernstig alcoholprobleem is geconstateerd, terwijl klager de geïndiceerde diagnostiek en behandeling weigert. Onder die omstandigheden schat de reclassering het recidiverisico als hoog in. Daarom is geen sprake van een slechts te verwaarlozen maatschappelijk risico en voldoet klager niet aan de eisen voor plaatsing in een z.b.b.i. Dat de strafrechter aan klager geen klinische behandeling als bijzondere voorwaarde heeft opgelegd, maakt dit niet anders, omdat daarbij een ander beoordelingskader geldt dan bij de vraag of klager in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep is dus ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 10 juli 2018.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven