Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-90, 28 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-90

betreft: [klager]            datum: 28 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.B.M.A. Engelen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, betreffende de beslissing van 24 november 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (G-2017-000666),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Door en namens klager is verzocht in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

Klager onderging een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek. Op 29 januari 2018 is klager in vrijheid gesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kon maximaal zes verlofaanvragen indienen. Als redenen voor afwijzing zijn vermeld een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van cannabis en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Vaststaat dat op 17 november 2017 sprake was van een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van cannabis. De directeur geeft (in beklag) te kennen dat dit klagers tweede positieve urinecontrole binnen drie maanden betreft. Voorts heeft de advocaat-generaal bij het ressortsparket te ’s Hertogenbosch negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege het feit dat het slachtoffer van het door klager gepleegde delict vlakbij het verlofadres woonachtig is. Niet is gebleken dat klager over een alternatief verlofadres beschikt.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 28 juni 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven