Nummer: R-12
Betreft: [Klager] datum: 10 juli 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A. Hiddink, namens
[Klager], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 december 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klagers raadsman is op 18 mei 2018 door een lid van de Raad gehoord. Klager heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De selectiefunctionaris is evenmin ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (de BPG-afdeling) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager was sinds 27 september 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Sittard. Op 17 augustus 2017 is hij geplaatst in de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt. Klager einddatum van zijn detentie was op 22 februari 2018.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de selectiebeslissing worden verschillende feiten aangevoerd die klager betwist. Er wordt opgeschreven dat sprake is van langdurige bedreiging, mishandeling en afpersing. Klager heeft voor die feiten nooit een rapport gekregen, dan wel hem is daarvoor nooit een sanctie opgelegd. Bij de overplaatsing worden ze echter wel als voldongen feiten gepresenteerd, zonder dat klager daarop ooit heeft kunnen reageren. Het is geheel niet duidelijk of die feiten überhaupt zijn gepleegd. De vermeende feiten, die gezorgd zouden hebben voor verstoring van de orde, rust en veiligheid, zijn gebaseerd op onduidelijke informatie en worden nergens bevestigd. Zo zou iemand buiten de p.i. een anoniem melding hebben gedaan, inhoudende dat klager zich bezighoudt met ernstige feiten. Hiervan is niets gebleken. Daarnaast zou klager zich bezighouden met het voorhanden hebben van drugspillen. Uit een celinspectie blijkt dat niets is gevonden. De verdachtmakingen worden nergens bevestigd.
Klagers mentor merkt kort op dat klager, voordat hij werd overgeplaatst, positief gedrag liet zien. Het is opmerkelijk dat de selectiefunctionaris dit geheel buiten beschouwing heeft gelaten. Er wordt zeer selectief gewerkt. Alleen hetgeen in de ogen van de selectiefunctionaris fout is gegaan, wordt opgeschreven. Het positieve gedrag en de positieve wending die klager in het algemeen maakt, worden geheel niet meegenomen in het besluit. Als de selectiefunctionaris meent dat klager moet worden overgeplaatst naar een streng regime, dan is het passend dat, gelet op zijn positieve gedrag, deugdelijk wordt uitgelegd waarom wordt besloten hem toch te plaatsen in de BPG-afdeling. Juist vanwege zijn goede gedrag is het de vraag of hij op basis van de vermeende feiten mag worden geplaatst in het BPG-regime. Helaas is de selectiefunctionaris niet aanwezig ter zitting om hierover uitleg te geven
Klager heeft het vermoeden dat anderen trachten het hem zo moeilijk mogelijk te maken. Hij kan dit vermoeden echter niet bevestigen met concrete aanwijsbare bewijsstukken.
Het bezwaar ziet voornamelijk op de plaatsing in de BPG-afdeling. Sinds februari 2018 verblijft klager op een reguliere afdeling. Het is niet duidelijk waarom hij weer op de reguliere afdeling is geplaatst. Er zijn geen meldingen dat het niet goed gaat met hem. Klager verzoekt ten slotte om een tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies en het aanvullend selectieadvies van de p.i. Sittard blijkt dat op verschillende moment signalen zijn binnengekomen dat klager medegedetineerden onheus bejegent. Klager wordt verdacht van het afpersen, bedreigen en mishandelen van medegedetineerden. Voorts blijkt dat tijdens een celinspectie op zijn cel onder andere dertien telefoonkaarten en medicijnen zijn gevonden en dat hij bedreigingen heeft geuit jegens personeel. Drie medegedetineerden hebben afzonderlijk van elkaar aangifte gedaan bij de politie van mishandeling, afpersing en mishandeling door klager en twee medegedetineerden. De dienstdoende arts heeft letsel vastgesteld.
De signalen van de gedetineerden dat zij geld en telefoonkaarten moesten afstaan aan klager, komen overeen met de bevindingen van de celinspectie. Bij de plaatsing van klager in een afzonderingscel heeft hij het personeel dusdanig bedreigd dat geadviseerd is hem over te plaatsen met inzet van het Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT).
Gelet op het geschetste gedrag jegens medegedetineerden en personeel ligt plaatsing in de p.i. Sittard, gelet op de orde rust en veiligheid, niet langer in de rede. De selectiefunctionaris heeft derhalve in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen.
4. De beoordeling
4.1. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van (algehele of) beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.2. De selectiefunctionaris is voor de beslissing tot plaatsing van klager in de BPG-afdeling van de p.i. Vught afgegaan op het selectieadvies van de directeur van de p.i. Sittard van 16 augustus 2017 en een aanvullend advies van 17 augustus 2017. Hieruit komt naar voren dat klager aanvankelijk goed functioneerde in de p.i. Sittard, maar dat na een maand signalen binnenkwamen dat hij medegedetineerden onder druk zette om winkelspullen en medicatie af te geven. Dit leidde tot spanningen onder medegedetineerden en personeel. Hierdoor ontstond een onwerkbare situatie voor het personeel. Op 14 augustus 2017 is klager in een afzonderingscel geplaatst op verdenking van het afpersen, bedreigen en mishandelen van medegedetineerden. Tijdens de celinspectie zijn dertien telefoonkaarten, een halve tablet Quetiapine en twee ibuprofen aangetroffen. Tijdens zijn plaatsing in de afzondering heeft hij bedreigingen naar het personeel geuit. Zowel namens het personeel als door drie gedetineerden is aangifte gedaan. Om personeel te beschermen is geadviseerd klager over te plaatsen met inzet van het BOT.
4.3. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris uit bovengenoemde gegevens over klagers gedrag in redelijkheid kunnen opmaken dat klager met zijn gedrag een ernstig beheersrisico vormde voor anderen. Plaatsing in een individueel regime was dan ook geïndiceerd.
4.4. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 10 juli 2018.
secretaris voorzitter