Nummer: 17/2958/GA
betreft: [Klager] datum: 28 augustus 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.C. Heijmerink, namens
[Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de onjuiste vaststelling van het arbeidsloon dan wel het niet tijdig uitbetalen van het arbeidsloon (NM 2017/597).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.
Klager heeft in week 25 vier halve dagen in plaats van vijf halve dagen uitbetaald gekregen. Het niet ontvangen of te laat ontvangen van arbeidsloon is een voor beklag vatbare beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Klager heeft als gevolg van technische haperingen in het systeem in sommige weken netto minder loon te besteden. Klagers arbeidsloon is zijn enige bron van inkomsten. Nu de directeur het arbeidsloon niet tijdig heeft uitbetaald, heeft de hij niet aan zijn wettelijke zorgplicht voldaan. Klagers raadsvrouw verwijst naar RSJ 8 juli 2016, 16/0850/GA en RSJ 29 juli 2013, 13/1552/GA.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.
Op grond van artikel 47, vijfde lid, tweede volzin van de Pbw is de directeur belast met de vaststelling en uitbetaling van het arbeidsloon. In artikel 2, derde lid, van de Regeling arbeidsloon gedetineerden (verder: de Regeling) is bepaald dat uitbetaling van het loon wekelijks plaatsvindt. Het niet ontvangen of te laat ontvangen van arbeidsloon is derhalve een voor beklag vatbare beslissing in de zin van artikel 60 van de Pbw. Klager zal daarom alsnog worden ontvangen in zijn beklag.
Vaststaat dat klager voor verrichte arbeid op vijf halve dagen slechts voor vier halve dagen arbeidsloon heeft ontvangen. Uitbetaling van de resterende dag heeft eerst in de week daaropvolgend plaatsgehad. De directeur heeft dan ook niet voldaan aan zijn wettelijke zorgplicht ingevolge artikel 47, vijfde lid, tweede volzin van de Pbw jo artikel 2, derde lid, van de Regeling.
Gelet op het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen en stelt deze vast op € 5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. A. de Groot, secretaris, op 28 augustus 2018.
secretaris voorzitter