Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-127, R-128 en R-417, 10 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-127, R-128 en R-417

 

betreft: [klager]            datum: 10 juli 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, en twee ingekomen beroepschriften van mr. R.I. Kool, ingediend namens […], verder te noemen klager gericht tegen uitspraken van 12 januari 2018 van de beklagcommissie bij de p.i. Leeuwarden, gegeven op drie klachten van klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2018, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.I. Kool, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Leeuwarden. Klager deed afstand van zijn recht te verschijnen ter zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Klager beklaagt zich over de oplegging van een disciplinaire straf op 20 november 2017 van vijf dagen (LW-2017-475), over het verkrijgen van maaltijden met rundvlees sinds zijn binnenkomst in de p.i. op 28 juli 2017,  terwijl hij Hindoestaans is (LW-2017-443) en over de oplegging van een disciplinaire straf op 17 november 2017 voor de duur van vijf dagen  (LW-2017-474).

De beklagcommissie heeft het beklag inzake LW-2017-475 gegrond verklaard en kende aan klager een tegemoetkoming van €17,= toe op gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft het beklag inzake LW-2017-443 en LW-2017-474 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

LW-2017-475 (R-127)

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kreeg de straf opgelegd vanwege verbale en fysieke agressie naar personeel en het niet tijdig afstaan van een urinecontrole. De avond voor 20 november 2017 werd aangezegd dat klager de volgende ochtend een urinecontrole moest ondergaan. Klager wist dus ruim op tijd dat hij urine moest afstaan. De volgende ochtend kwam een personeelslid rond 7.30 uur de UC afnemen. Klager kon op dat moment geen urine afgeven. Klager werd om 10.00 uur nogmaals de mogelijkheid geboden, maar was toen nog steeds niet in de gelegenheid om urine af te staan. Het personeelslid voerde daarna de vervolgprocedure uit, namelijk het plaatsen van klager op een afzonderingscel, zodat hij daar binnen vier uur urine kon afstaan. Toen het personeelslid dit aan klager meedeelde, duwde klager het personeelslid met twee handen en zei iets in de trant van ‘kankeridioot’. Vervolgens werd klager een rapport aangezegd en kreeg hij een disciplinaire straf opgelegd. De agressie is dragend geweest voor de opgelegde disciplinaire straf. Er werd een straf voor de duur van vijf dagen opgelegd, omdat het om een duw ging. Indien klager wel meewerkte aan het afstaan van een urinemonster was er wellicht een lagere straf opgelegd. 

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ontkent dat dat hij niet mee wilde werken en dat hij verbaal en fysiek agressief is geweest naar een medewerker. Daarnaast werd de urinecontrole de avond van tevoren medegedeeld. De volgende dag werd de controle bij het uitsluiten rond 7.30 uur aangezegd. Klager moet dan in de gelegenheid gesteld worden om binnen vier uur een monster in te kunnen leveren. Die mogelijkheid heeft hij niet gekregen hij kreeg namelijk al om 10.00 uur in de ochtend een disciplinaire straf opgelegd. Daarnaast werd hij bij het uitsluiten ook niet meteen in afzondering geplaatst. Niet gesteld kan worden dat klager weigerede een urinemonster af te staan en dat kan dan ook geen reden zijn tot de oplegging van een disciplinaire straf.

 

LW-2017-443 (R-128)

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager gaf bij binnenkomst al aan dat hij geen rundvlees eet.

Toen klager erachter kwam dat hij rundvlees te eten kreeg, stelde hij bewaarders van zijn bezwaren op de hoogte. Dit deed hij meerdere keren. Door hen werd niet voortvarend met de informatie omgegaan, zodat pas na geruime tijd aan de dieetwensen van klager werd voldaan. De directeur schond hiermee zijn zorgplicht.

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager vulde bij binnenkomst in de p.i. aan dat hij halal rund maaltijden wilde nuttigen. Dat formulier werd niet bewaard. De keuken gaf aan dat klager al vanaf het begin halal rundvlees kreeg. De keuken voert uit wat aangevinkt staat op het formulier. Er werden dus geen verkeerde maaltijden geleverd aan klager. Door het instellen van beklag sprak klager voor het eerst over het ontvangen van verkeerde maaltijden. De directie ontving daarover niet eerder berichten.

 

LW-2017-474 (R-417)

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wil wel werken, maar dat kan niet vanwege een medische beperking. Hij is arbeidsongeschikt. Dat werd in andere inrichtingen wel erkend. De p.i. onderzocht deze klachten niet. Dat had wel gemoeten. 

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De p.i. niet met de kwalificatie arbeidsgeschikt of arbeidsongeschikt. Gedetineerden zijn ziek of niet ziek. Er zijn namelijk altijd wel dingen die een gedetineerde kan doen. Met de arbeid wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de mogelijkheden van de gedetineerde. Klager werd een termijn gegeven om een doktersverklaring te overleggen bij de medische dienst. Daarvoor werd een afspraak gemaakt. Klager deed dat echter niet. Hij ging niet naar de afspraak. De p.i. moet het doen met de informatie die in het dossier zit. Als klager dat niet aanvult, houdt het op.  In de uitspraak van de beklagcommissie staat dat de directeur zich op het standpunt stelde dat klager naar de medische dienst ging en dat de medische dienst aangaf dat klager in staat is om te werken. Wanneer dat plaatsvond is onbekend. Uit nader toegestuurde informatie volgt dat klager om een bemiddelingsverzoek vroeg bij de medisch adviseur. Daaruit volgt dat een gepland gesprek met de hoofdzorg van de medische dienst, geen doorgang vond. De medisch adviseur kon uit de stukken niet opmaken welke klachten het voor klager moeilijk maken om deel te nemen aan de arbeid. 

 

3.         De beoordeling

LW-2017-475 (R-127)

Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid van de Pbw juncto artikel 50, eerste lid van de Pbw is de directeur bevoegd een disciplinaire straf op te leggen wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Op grond van artikel 3 van de Regeling urinecontrole voor penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) kan van gedetineerden gevraagd worden een urinemonster af te staan. Dit dient aangezegd te worden. De gedetineerde heeft dan vier uur de tijd om urine af te staan. Een gedetineerde krijgt wanneer hij in eerste instantie geen urine kan produceren vier uur de tijd om dit alsnog te doen. Dit is opgenomen in artikel 3, vierde lid van de Regeling. De gedetineerde verblijft gedurende deze periode bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden. In artikel 8, tweede lid van de Regeling staat dat indien klager na vier uur nog geen urine heeft afgestaan dit gelijk wordt gesteld met een weigering medewerking te verlenen aan de urinecontrole. De inrichting is verantwoordelijk voor het goed informeren van de betrokken gedetineerde over de procedure en het personeel dient de betrokken gedetineerde voldoende duidelijk te maken wanneer de periode van vier uur begint.

Uit het rapport volgt dat klager de avond van tevoren werd aangezegd dat hij de volgende dag een UC monster moest afgeven. Hem werd tijdens het uitsluiten rond 7.30 uur  uitgelegd dat hij een urinemonster af moest staan. Dit lukte niet. Klager werd om 10.00 uur weer benaderd, maar klager kon nog steeds geen monster afgeven. Een personeelslid gaf aan dat klager in afzondering werd geplaatst, zodat hij de kans kreeg om urine af te staan. Klager reageerde daarop agressief, nam een dreigende houding aan, schold het personeelslid uit en duwde het personeelslid met meer dan geringe kracht richting de deur. Vervolgens kreeg klager een disciplinaire straf opgelegd vanwege zijn agressieve gedrag en de weigering mee te werken aan de urinecontrole.

De beroepscommissie stelt vast dat de directeur klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel heeft opgelegd vanwege het niet afstaan van urine en het vertonen van verbale en fysieke agressie naar een medewerker. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur reeds vanwege het agressiever gedrag van klager tot de opgelegde disciplinaire straf heeft kunnen besluiten. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat uit de landelijke sanctiekaart 2016 volgt dat bij het uiten van agressief gedrag richting personeel een disciplinaire straf voor de duur van maximaal veertien dagen opgelegd mag worden. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de wijze van afnemen van de urinecontrole behoeft derhalve geen bespreking. De aan klager opgelegde disciplinaire straf is dan ook niet onredelijk en onbillijk. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard.

LW-2017-443 (R-128)

De algemene zorgplicht van de directeur houdt onder andere in dat de directeur zorg draagt dat aan de ingeslotene voeding wordt verstrekt. In het derde lid van artikel 44 van de Pbw wordt bepaald dat de directeur de zorg draagt dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerde.

De beroepscommissie stelt vast dat klager bij binnenkomst in de p.i. Leeuwarden op een formulier moest aangeven wat hij wel en wat hij niet wilde eten. Dat formulier is niet bewaard. Hierdoor kan niet meer achterhaald worden wat klager op dat formulier heeft ingevuld. Klager stelt dat hij bij binnenkomst aangaf dat hij geen rund wil eten. Klager is Hindoestaans. De beroepscommissie gaat uit van de lezing van klager, nu de directie geen informatie kan overhandigen waaruit anderszins blijkt. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat klager ten onrechte rundmaaltijden ontving en dat de directeur zijn zorgplicht schond. Klagers beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

 

LW-2017-474 (R-417)

In artikel 47 van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde recht heeft op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. De directeur dient zorg te dragen voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard van de detentie zich daar niet tegen verzet. Tot een vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerden zijn, ingevolge het derde lid van artikel 47 van de Pbw, verplicht de aan hen opgedragen arbeid, zowel binnen als buiten de inrichting, te verrichten.

Indien een gedetineerde arbeidsongeschikt is verklaard, neemt hij geen deel aan arbeid. De medische dienst van de inrichting bepaalt of een gedetineerde al dan niet arbeidsongeschikt is. Ook gedetineerden die voorafgaand aan hun detentieperiode of in een andere penitentiaire inrichting al arbeidsongeschikt zijn verklaard, worden opnieuw beoordeeld door de medische dienst. De inrichtingsarts maakt dus een zelfstandige afweging, omdat de arbeid in een penitentiaire inrichting een ander karakter en andere functie heeft dan arbeid in de vrije maatschappij.

De beroepscommissie merkt op dat niet geheel duidelijk is geworden of klager de medische dienst wel of niet bezocht. Wel blijkt uit het advies van de medisch adviseur met betrekking tot een medisch bemiddelingsverzoek van klager, dat klager niet arbeidsongeschikt werd verklaard. Een gesprek met het hoofd zorg van de medische dienst ging niet door. De medisch adviseur ziet geen redenen om klager arbeidsongeschikt te verklaren. De beroepscommissie volgt de directeur in zijn stelling dat klager geen nadere informatie heeft aangeleverd aan de medische dienst waaruit zijn arbeidsongeschiktheid kon blijken. De beslissing om klager al dan niet arbeidsgeschikt te verklaren is een beslissing van de medische dienst. De directeur mag afgaan op de medische constateringen van de medische dienst. Gelet hierop is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de directeur klager mocht verplichten tot het uitoefenen van arbeid. Nu klager dat weigerde, heeft hij de orde en veiligheid in de inrichting verstoord en kon hem een disciplinaire straf opgelegd worden. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake R-127 (LW-2017-475)  gegrond, vernietigt de desbetreffende uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake R-128 (LW-2017-443) gegrond, vernietigt de desbetreffende uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake R-417 (LW-2017-474) ongegrond en bevestigt de desbetreffende uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J. Schagen MA en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 10 juli 2018.

 

 

           

                        secretaris         voorzitter

Naar boven