Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-367 en R-368, 10 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-367 en R-368

betreft: [klager]            datum: 10 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraken van 29 januari 2018 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2018, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. Pen, en de heer […], juridisch medewerker in de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Klager beklaagt zich over de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in eigen cel, over de omstandigheid dat klager langer dan genoemde vijf dagen is afgezonderd, over het krijgen van een individueel programma en over het niet annuleren van bestelde boodschappen door de directie(ZI-2017-000457). Daarnaast beklaagt klager zich over de overplaatsing naar een andere inrichting met alle gevolgen van dien. (ZI-2017-000448).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag met betrekking tot het langer dan vijf dagen afgezonderd zijn en met betrekking tot de beslissing tot overplaatsing op gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven. De beklagcommissie heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is zijn beroep tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

 

ZI-2017-000457

De aangetroffen medicatie was paracetamol en geen methadon. Dat probeerde hij vanaf het begin al aan te geven, maar er werd niet naar hem geluisterd. In het schriftelijk verslag staat  dat de aangetroffen pillen waarschijnlijk methadon betreffen. Tijdens het opmaken van het verslag was dus niet zeker dat de aangetroffen pillen methadon betroffen. Daarna wordt telkens gesproken over methadon. Daar werd echter geen onderzoek naar gedaan. Terwijl dit voor het bepalen van de straf wel essentieel is. Paracetamol wordt namelijk niet gezien als harddrugs en methadon wel. De sanctie was te zwaar. De insluiting duurde acht dagen in plaats van vijf dagen. Hiertoe besloten de p.i.w-‘ers. Klager moest namelijk ingesloten blijven tot het moment van overplaatsing. Hij bleef dus na het uitzitten van de disciplinaire straf, langer in afzondering. Toen klager zijn disciplinaire straf uitzat, wilde hij zijn boodschappen annuleren. Door het personeel werd telkens gezegd dat hij op tijd weer op de afdeling was om zijn eten te kunnen nuttigen en te kunnen koken. Klager wilde echter dat de boodschappen geannuleerd zouden worden. Het was namelijk al bekend dat hij overgeplaatst zou worden. Dat gebeurde niet, waardoor klager de boodschappen heeft moeten betalen, maar niet heeft kunnen nuttigen.

 

ZI-2017-000448

Verwacht mag worden dat de klacht van klager wordt doorgezonden naar de selectiefunctionaris. Dat deed de beklagcommissie echter niet. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard.

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

 

ZI-2017-000457

Tijdens een spitactie in de avond van 26 juli 2017 werden drie pillen en witte poeder aangetroffen bij klager. Klager heeft zelf verklaard dat het methadon betrof. Gelet op klagers verklaring  was het voldoende aannemelijk dat het methadon betrof en is  geen nader onderzoek meer verricht. De methadon was voorgeschreven medicatie welke klager niet had ingenomen. Niet ingenomen medicatie moet worden teruggegeven. Dit is klager eerder verteld. Bij hem werd eerder al te veel medicatie aangetroffen. Een keer werden acht pillen en een andere keer werden zestien pillen aangetroffen. Klager kreeg een disciplinaire straf van vijf dagen opgelegd. Deze straf werd bepaald aan de hand van het feit dat het al eerder voorkwam dat klager medicatie opspaarde en op het feit dat het een handelshoeveelheid harddrugs betreft.  Na het uitzitten van de disciplinaire straf werd klager op individueel regime geplaatst op het PPC. Klager had op dat moment recht op activiteiten, maar enkel individueel. Hij mocht niet meedoen met de groep. Dit was in afwachting van zijn overplaatsing. Klager heeft zelf zijn boodschappen niet geannuleerd. Dat kan je gewoon doen als je op een strafcel zit. De boodschappen zijn aan klager verstrekt. Klager onderbouwt zijn stelling niet.

 

ZI-2017-000448

Er is geen sprake van een besluit van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60 van de Pbw.

 

3.         De beoordeling

 

ZI-2017-000457

Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid van de Pbw juncto artikel 50, eerste lid van de Pbw is de directeur bevoegd een disciplinaire straf op te leggen wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 51, eerste lid onder a van de Pbw kan die opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken.

De beroepscommissie stelt als onweersproken vast dat klager drie pillen en een hoeveelheid wit poeder op zijn cel had. Dit zijn feiten die onverenigbaar zijn met de orde en veiligheid binnen de inrichting. De directeur kon op grond daarvan dan ook een disciplinaire straf opleggen. Uit het verslag van de beslissing volgt dat klager zelf heeft verklaard dat de pillen methadon betroffen. Op grond daarvan acht de beroepscommissie het aannemelijk dat het om methadon ging. Dit is een harddrug. De directeur heeft de aangetroffen hoeveelheid terecht aangemerkt als een handelshoeveelheid. Uit de landelijke sanctiekaart 2016 volgt dat in het geval van aanwezig hebben van een handelshoeveelheid van een harddrug een maximale disciplinaire straf voor de duur van veertien dagen opgelegd kan worden. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de disciplinaire straf met een duur van vijf dagen in alle redelijkheid opgelegd kon worden. Het beroep zal in zoverre ongegrond verklaard worden.

Verder stelt de beroepscommissie vast dat klager na het uitzitten van zijn disciplinaire straf op individueel regime geplaatst werd in afwachting van zijn overplaatsing. Klager kon op dat moment alle activiteiten verrichten en werd dus niet langer ingesloten dan die vijf dagen. De beroepscommissie is van oordeel dat klager wel ontvangen had moeten worden in zijn klacht, nu dit een beslissing van de directeur is waartegen beklag ingediend kan worden, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid van de Pbw. De beroepscommissie zal klager dan ook alsnog ontvangen in zijn beklag, maar het beklag ongegrond verklaren. 

Klager stelt dat hij meerdere malen zijn boodschappen wilde annuleren. Niet is gebleken dat klager hiertoe een correctieformulier indiende. Ook uit niets anders bleek dat klager daadwerkelijk verzocht om zijn boodschappen te annuleren. Daarnaast kon klager ten tijde van zijn individuele regime wel beschikken over zijn boodschappen. Het beroep zal ongegrond verklaard worden.

 

ZI-2017-000448

De beroepscommissie is van oordeel dat het beroep van klager zich niet richt tegen de overplaatsing, nu klager geen gronden indiende waarom hij het niet eens is met de beslissing van de beklagcommissie. Klager kan dan ook niet ontvangen worden in zijn beroep. Klager zal niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn beroep.

 

4.         De uitspraak

 

ZI-2017-000457

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond met betrekking tot de oplegging van de disciplinaire straf en het niet annuleren van zijn boodschappen en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

De beroepscommissie verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag met betrekking tot het langer in afzondering zitten dan vijf dagen, maar verklaart het beklag alsnog ongegrond.

ZI-2017-000448

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J. Schagen MA en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 10 juli 2018

 

 

           

           

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven