Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0195/SGA, 26 januari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:26-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 18/195/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 26 januari 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. H. Raza, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i., inhoudende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen cel zonder televisie ingaande 22 januari 2018 om 07.45 uur en eindigend 27 januari om 07.45 uur vanwege het feit dat verzoeker het personeel heeft misleid door te doen alsof hij en zijn celgenoot onwel waren geworden.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de reactie van de commissie van toezicht dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift is aangemerkt, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 25 januari 2018.

 

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 21 januari 2018 omstreeks 17.15 uur de Centrale Meldkamer heeft gebeld, omdat hij zich niet goed voelde. Verzoeker gaf daarbij aan dat hij iets verkeerds had gerookt en dat zijn celgenoot inmiddels al “out” was gegaan en dat ze echt hulp nodig hadden. Het personeel heeft hierop een BHV-alarm gemaakt en meerdere medewerkers zijn naar de plek toegesneld. Eenmaal daar aangekomen gaf verzoeker direct lachend aan dat er niets aan de hand was.

De voorzitter constateert dat de gedraging ‘misleiding van het personeel’ niet staat beschreven in de landelijke sanctiekaart 2016. Op een vergelijkbare gedraging als verzoeker wordt verweten, bijvoorbeeld het opzettelijk/vermijdbaar activeren van een brandalarm, staat in de landelijke sanctiekaart 2016 een sanctie van maximaal drie dagen eigen cel. De beslissing van de directeur om verzoeker een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de eigen cel op te leggen, komt de voorzitter, zonder nadere motivering van de directeur, onredelijk voor.

Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang totdat op het klaagschrift is beslist door de beklagcommissie.

 

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 26 januari 2018

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven