Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0796/GA, 15 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/796/GA

Betreft:            [klager]            datum: 15 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 april 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Bevelander, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 19 april 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is tegen toediening van dwangmedicatie en beroept zich op de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst, de grondwet en internationale verdragen. Klager mag de dwangmedicatie weigeren. Klager meent dat hij recht heeft om zijn eigen mening te koesteren zonder inmenging van enig openbaar gezag, zoals in dit geval de psychiater. Klager heeft nooit medicatie nodig gehad. Klager mag zich weleens niet goed voelen; lijden hoort ook bij het leven. Klagers zelfbeschikkingsrecht is geschonden.

Klager is sinds 1991 bekend binnen de psychiatrie. Bij klager zijn telkens en wisselend één en twee diagnoses gesteld. Nu over de diagnose geen eenduidigheid bestaat, kan volgens klager niet worden overgegaan tot toepassing van a-dwangmedicatie. Klager heeft ingestemd met een NIFP-rapportage in het kader van zijn voorarrest, waarbij ook een diagnostisch onderzoek plaatsvindt. Klager meent dat dit rapport moet worden afgewacht. Op dit moment is geen sprake van onmiddellijk dreigend gevaar. Klager vindt het belangrijk dat hij in de inrichting ondersteuning krijgt van een geestelijk verzorger. Hij is namelijk tot het inzicht gekomen dat de kern van zijn problematiek is te herleiden tot zijn extreme religieuze gedachten. Klager komt voortdurend in tweestrijd. Dient hij zich verre te houden van de mooie dingen in het leven teneinde een goed gelovige te zijn of kan een en ander naast elkaar bestaan? Door het ontbreken van ondersteuning hierbij, raakt klager steeds verstrikt in een tweestrijd en raakt hij uit evenwicht, wordt boos en voelt zich niet serieus genomen.

Klager meent dat de psychiater hem niet kan helpen, genezing is niet mogelijk. De delicten zijn voortgekomen door misbruik in de psychiatrie. Klager is bij binnenkomst in inrichting in maart 2018 de iso geplaatst. Aan hem is geen paracetamol verstrekt en pastorale gesprekken zijn hem onthouden. Bij klager is een nekklem toegepast. Het verblijf in de iso heeft een traumatische impact op klager gehad. Hierdoor kwamen veel dingen naar boven. Klager heeft zichzelf aangeleerd zijn gedachten te reguleren door te roepen en te zingen naar God, maar dat wordt door de inrichting uitgelegd als overlast. Klager meent dat hij zijn talenten niet kan ontwikkelen. Zijn schreeuwen en zingen is een vorm van zelftherapie. Klager meent dat het goed met hem gaat. Klager is voor het incident met de vork uit mei 2016 gestraft. Dit incident is van meer dan twee jaar geleden. Het klopt dat klager een humaniste heeft geweigerd, klagers voorkeur gaat uit naar een man. Op een gegeven moment heeft hij toch ingestemd met de geestelijk verzorger. Klager kan heel goed samenwerken.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De gesteldheid van klager is al langere tijd instabiel. Hij is gediagnosticeerd als paranoïd psychotisch. Hij is achterdochtig en kleurt alle intenties negatief. Klager is bekend met onverwachte impulsieve agressie. Wanneer hij boos wordt, wordt hij vijandig en strijdlustig. Ook in de veilige omgeving van de afzonderingscel gaat hij over de schreef, bijvoorbeeld door met boterhammen te gooien. Klager ervaart veel lijdensdruk vanuit zijn geloof. Klager weigert nog steeds vrijwillig medicatie in te nemen. Klager wordt regelmatig door de psychiater/psycholoog gesproken en beoordeeld. Van een duurzame stabilisatie is zeker nog geen sprake. Er is sprake van een impasse in de behandeling. Dit wordt versterkt doordat klager niet in gesprek wenst te gaan met de behandelaren en zich van hen afwendt. Klager toont geen zelfreflectie en evenmin ziekte inzicht. Uit het behandelplan en de adviezen van de psychiaters blijkt dat klager medicatie nodig heeft om de paranoïdie en waanopvattingen die ten grondslag liggen aan het gevaar te doen afnemen. Het toedienen van medicatie ontneemt klager niet de mogelijkheid, noch het recht zich goed of slecht te voelen. Op dit moment zijn zowel de veiligheid als de voortgang van de behandeling in het geding. Aan de formele vereisten voor toepassing van de a-dwangbehandeling is voldaan. Er is sprake van een stoornis waar uit gevaar voortvloeit. Er is een advies van de behandelend psychiater en een onafhankelijke psychiater. De dwangbehandeling is opgenomen in het behandelplan. Klager is gehoord en aan hem is een schriftelijke mededeling van de beslissing uitgereikt. Ook zijn de commissie van toezicht en klager klagers advocaat geïnformeerd. Klager geeft geen toestemming zijn behandelplan te overleggen. Er bestaat gemeenschappelijkheid over de diagnose van klager. Er is wellicht minder sprake van een onmiddellijk dreigend gevaar, maar wel van een gevaar dat in causaal verband staat tot de stoornis. De behandeling is noodzakelijk om te voorkomen dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Van een onmiddellijk dreigend gevaar hoeft geen sprake te zijn. De directeur is bekend dat klager behoefte heeft aan intensieve ondersteuning van een geestelijk verzorger. Klager is contact met de geestelijk verzorger aangeboden. Hij heeft dit echter geweigerd omdat de geestelijk verzorger een vrouw was. Klager blijft vragen om geestelijke verzorging.

De inrichting wil gedetineerden liever niet in de iso plaatsen. Dit gebeurt als er geen andere mogelijkheden zijn. Er was sprake van een impasse, er trad geen verbetering op in de situatie. Door de afzondering konden de risico’s beheerst worden. De geestelijk verzorger is ingezet, maar door klager geweigerd omdat de geestelijk verzorger een vrouw is. Het gevaar voor een ander heeft betrekking op de forse agressieve agressie bij klager. Het gevaar heeft ook betrekking op de bereikte impasse. De inrichting kon niet met klager verder.

3.         De beoordeling

Uit het advies van de behandelend psychiater  komt naar voren dat bij klager sprake is van een paranoid psychotisch beeld en grootheidswanen. Klager worstelt vanuit emotionele labiliteit en stemmingswisselingen met zijn geloof wat een hoge lijdensdruk met zich meebrengt evenals het risico op agressie. De agitatie bij klager loopt volgens de behandelend psychiater geregeld fors op. Klager kan daarbij zeer dreigend overkomen. Dergelijke situaties kunnen makkelijk escaleren en hebben tot forse agressie jegens hulpverleners geleid. Uit de stukken komt naar voren dat sinds de aanvang van klagers detentie op 7 maart 2018 hij in afzondering verblijft. De pogingen te komen tot een constructieve samenwerking bleken zeer wisselend en niet consistent te verlopen. De tweede niet bij de behandeling betrokken psychiater bevestigt dat er momenteel sprake is van een impasse in de behandeling dan wel een impasse in het verder de-separeren van klager. Het personeel is beducht voor de onvoorspelbare agressie van klager.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager herhaald geen medicatie nodig te hebben. Hij staat afwerend tegenover de psychiatrie.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De beroepscommissie merkt hierbij op dat ter zitting van de beroepscommissie door de directeur een nadere onderbouwing is gegeven van het gevaar. Dit gevaar ziet zowel op klager zelf als op anderen en heeft mede betrekking op de uitzichtloze situatie waarin klager zich bevindt. Bij een a-dwangbehandeling hoeft overigens geen sprake te zijn van een dreiging van acuut of onmiddellijk gevaar.  

Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Teneinde te voorkomen dat klager maatschappelijk te gronde gaat, moet worden geacht dat de dwangbehandeling tot doel heeft klager zo spoedig mogelijk terug te kunnen laten keren naar de (reguliere) afdeling ten behoeve van een zinvolle detentie met resocialisatiemogelijkheid of door te laten stromen naar de GGZ. 

De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. W.A.Th Bos en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Kokee, secretaris, op 15 augustus 2018

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven