Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0670/TA en 18/0756/TA, 13 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummers:         18/670/TA en 18/756/TA

betreft:       [klager]       datum: 13 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van respectievelijk het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, en ingediend door mr. B.J.H. Sijbom namens […], verder te noemen klager,

gericht een uitspraak van 29 maart 2018 van de beklagcommissie bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J.H. Sijbom, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], hoofd behandeling en bedrijfsvoering, en […], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld

Het beklag betreft de verlenging van klagers afdelingsarrest ingaande op 21 februari 2018 (K-2017-000052).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, het hoofd van de inrichting opgedragen een nieuwe beslissing te nemen en (nog) geen tegemoetkoming toegekend.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft beroep heeft ingesteld omdat hij het niet eens was met de schorsingsuitspraak RSJ 9 april 2018, 18/668/STA, en het te lang vond duren voordat het hoofd van de inrichting een nieuwe beslissing nam. De beklagcommissie heeft een juiste beslissing genomen. Klager is in het gelijk gesteld en dat deed hem goed. Het door de raadsman ingediende schorsingsverzoek, 18/755/STA, was tevens bedoeld als aanvullend beroepschrift. Dat (nog) geen tegemoetkoming is toegekend door de beklagcommissie is niet zo belangrijk. In negen en een half jaar hebben er geen fysieke incidenten plaatsgevonden en heeft klager geen alcohol en drugs gebruikt. Klager zit al vijftien en een half jaar binnen. Hij verblijft sinds een maand in FPC Dr. S. van Mesdag ten behoeve van observatie en wil daar graag blijven maar wordt morgen teruggeplaatst naar de inrichting omdat hij een langdurig conflict heeft met een medeverpleegde die daar regulier is geplaatst en over klager heeft geklaagd. Klager wil niet terug naar FPC De Kijvelanden. Hij heeft gehoord dat de wachttijd voor plaatsing in het PBC momenteel 29 weken is. Er is sprake van een behandelimpasse. Het gesprek tussen klager, de raadsman en de behandelaar heeft uiteindelijk plaatsgevonden maar is niet naar wens van de inrichting verlopen. Klager heeft nog nooit een medewerker iets aangedaan. Uit de wettelijke aantekeningen volgt ook dat zich geen incidenten hebben voorgedaan. Hij groet iedereen en is altijd in gesprek gebleven. Klager is transparant geweest. Hij is het alleen niet eens met het onderwerp waarover getwist wordt: de beschuldigingen.   Het personeel is enorm gekrenkt en boos over de opnames die klager heeft gemaakt. Klager zou hier zelf ook boos om zijn geworden.

Het afdelingsarrest heeft dik zes en een halve maand geduurd. De inrichting had hem al die tijd kunnen observeren op de afdeling. De inrichting heeft geen moeite gedaan om een andere situatie te creëren. Klager heeft zijn hakken in het zand gezet. Er is veel contact geweest tussen de raadsman en de inrichting.

Klager zal als hij weer in de inrichting verblijft beklag indienen tegen iedere beslissing om hem afdelingsarrest op te leggen en om schorsing van de tenuitvoerlegging vragen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het gesprek dat nog moest plaatsvinden was slechts één van de voorwaarden voor opheffing van de maatregel. Klager voldeed niet aan meerdere voorwaarden die aan de beëindiging van de maatregel waren verbonden. Hij werkte onvoldoende mee aan het de staf meer zicht laten krijgen op zijn gemoedstoestand of het inplannen van toetsmomenten. Actief is geprobeerd om een afspraak met klager en zijn raadsman te plannen maar buiten de schuld van de inrichting is die afspraak meermalen niet doorgegaan. Doordat klager niet in samenwerking was met het behandelteam en niet aangaf wat er bij hem speelde, was het voor het behandelteam moeilijk om hem in te schatten en zijn gemoedstoestand te beoordelen. Het kwam zeer regelmatig voor dat klager in een gesprek niet zei wat hem bezighield of wat hem frustreerde en dat daarna een (tucht)klacht of een schorsingsverzoek binnenkwam waaruit duidelijk bleek dat dingen hem dwars zaten. De inrichting wilde dit kunnen toetsen en observeren. Wanneer er opnieuw een gesprek met hem plaatsvond om te praten over de ingediende klachten hield hij dit af en zei hij de klachten op zitting te willen laten komen. Duidelijk was dat zijn frustratie toenam maar hierover was geen gesprek te voeren. Het delictgedrag in het verleden kende eenzelfde aanloop van frustraties, bedreigingen en onderhuidse boosheid. De delictdynamiek is onveranderd gebleven. Klager heeft zelf onvoldoende interne remming om zijn gedrag te sturen met daarbij het risico dat hij gaat handelen wanneer spanning en frustratie oplopen. Dit maakte dat het niet veilig was als hij zich vrij door de inrichting kon bewegen. Onvoldoende kon worden ingeschat hoe hij op bepaalde medewerkers zou reageren. Op de afdeling was hij wel functioneel in contact met de staf en de medeverpleegden maar niet getoetst kon worden of de orde en de veiligheid gewaarborgd konden blijven indien klager zich onbegeleid door de inrichting kon bewegen. De inrichting trachtte de impasse te doorbreken door hem begeleide momenten buiten de afdeling aan te bieden door middel van het volgen van blokken (onder begeleiding) maar klager wenste hier niet aan mee te werken. Het volgen van blokken onder begeleiding was bedoeld om een toetsmoment te creëren en geen teken dat klager goed zou functioneren en daardoor ook weer blokken mocht volgen. Om de orde en de veiligheid in de inrichting te kunnen waarborgen, was het nog nodig om de bewegingsvrijheid van klager te beperken en hem enkel onder begeleiding door de inrichting te laten bewegen. Klager kon op deze wijze zijn therapie en arbeidsblokken volgen en was slechts gedeeltelijk beperkt om de veiligheid van medewerkers te waarborgen. Dat het afdelingsarrest zo lang voortduurde, was gelegen in het gedrag van klager. Hij kon hierin verandering brengen door met het behandelteam samen te werken en open te zijn over zijn frustraties en boosheid. Het behandelteam zou hem dan kunnen helpen hier op een adequatere manier mee om te gaan. Aangezien openheid geven over frustraties voor klager moeilijk is, heeft het behandelteam hem tevens de mogelijkheid gegeven om te laten zien hoe hij zich gedroeg in de inrichting en richting bepaalde medewerkers door begeleid naar  blokken te kunnen. Dit is door klager geweigerd waardoor het behandelteam onvoldoende mogelijkheden had om zijn gedrag en de daarmee samenhangende orde en veiligheid te toetsen. Het gesprek heeft uiteindelijk plaatsgevonden maar het is niet gelukt om met klager te praten waar het over zou moeten gaan: de beschuldigingen en waar die voor stonden. Klager is tijdelijk voor een observatie in FPC Dr. S. van Mesdag geplaatst. Hij verblijft daar nu een maand maar zal morgen weer teruggeplaatst worden naar de inrichting. De bedoeling was dat klager langer in FPC Van Mesdag zou blijven en dat er vervolgens een zorgconferentie zou worden gehouden. Het is vervelend dat klager nu wordt teruggeplaatst omdat zijn behandeling in de Kijvelanden is vastgelopen. De inrichting heeft als optie aangedragen klager in het PBC te plaatsen om te bezien hoe de behandeling verder vorm kan worden gegeven. De wachttijd voor het PBC is momenteel 22 weken. Complicatie is dat klager een LVB-status heeft. Wanneer klager is teruggeplaatst, zal geprobeerd worden om hem zo min mogelijk te beperken in zijn vrijheden. Hij mag onder begeleiding naar zijn blokken en therapie. Eerder heeft hij echter geweigerd om begeleid naar blokken en therapie te gaan. Getoetst dient echter te worden hoe hij omgaat met de medewerkers.

3.         De beoordeling.

18/756/TA (beroep klager):

Tegen de gegrondverklaring van een beklag en het nog niet toekennen van een tegemoetkoming c.q. een uitspraak op een schorsingsverzoek kan geen beroep worden ingediend. Om die reden zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in het beroep verklaren. Overigens is enkel het (aanvullende) beroepschrift van de raadsman (tevens schorsingsverzoek) op het secretariaat van de Raad ontvangen en van klager zelf geen beroepschrift ontvangen.

18/670/TA (beroep van het hoofd van de inrichting):

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is vast komen staan dat klager, afgezien van het feit dat er nog geen gesprek tussen de behandelaar, klager en de raadsman had plaatsgevonden, ook nog niet voldeed aan andere voorwaarden die verbonden waren aan de beëindiging van zijn afdelingsarrest. Klager persisteerde in zijn weigering om met het behandelteam te spreken over zijn boosheid en frustraties, terwijl hij wel allerlei beschuldigingen over het personeel uitte naar andere instanties. Klager was oninschatbaar en weigerde om onder begeleiding deel te nemen aan blokken en therapie zodat niet kon worden getoetst hoe de omgang met personeelsleden ten aanzien wie hij beschuldigingen had geuit, zou verlopen. Ingeschat werd dat hij in fase 2 van de vroegsignalering zat.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan gelet op het hiervoor vermelde de beslissing van het hoofd van de inrichting om in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting klagers afdelingsarrest met ingang van

21 februari 2018 te verlengen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij komt dat getracht is om klagers bewegingsvrijheid zo min mogelijk te beperken door hem toe te staan om onder begeleiding naar zijn blokken en therapie te gaan. Dat klager dit heeft geweigerd kan niet aan het hoofd van de inrichting worden tegengeworpen. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

18/756/TA:

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

18/670/TA:

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 juli 2018.

                     

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven