Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0540/JA, 25 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/540/JA

betreft: [klager]            datum: 25 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [naam klager], geboren op […] 1996, verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:    

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het geen rekening houden met klagers wens om niet op de leefgroep samen te willen draaien met een bepaalde andere jeugdige (J2018/003). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk toegelicht. Klager wil niet samen draaien met een bepaalde jongen, omdat klager zich niet op zijn gemak en zich niet veilig voelt bij hem. Klager heeft daarover meerdere gesprekken gehad met de gedragswetenschapper. Die jongen is druk, hij valt klager lastig en het is zelfs al een keer tot een confrontatie gekomen. De gedrags-wetenschappers negeren dit, zeggen dat klager niets te willen heeft en dat klager dan maar op zijn kamer moet blijven. Klager heeft dit overwogen, maar wil niet op kamer blijven, want dat betekent dat hij niets kan eten omdat hij niet op cel mag eten. De beklagrechter heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard omdat het geen beslissing betreft van de directeur. Klager erkent dit, maar geeft daarbij aan dat het wel een beslissing is van de gedragswetenschapper. Er wordt niet serieus naar klagers probleem gekeken. Klager verblijft op de ITA (Individuele Trajectafdeling) met jongens met ernstige problematiek en als klager niet samen wil draaien, dan moet hij die keuze kunnen hebben.

De directeur heeft in beroep het ingenomen standpunt van de inrichting als volgt schriftelijk toegelicht. Er is geen sprake van een beslissing van de directeur en klager wordt niet in enig aan hem toekomend recht beperkt. Door het laten samendraaien van klager met anderen geeft de inrichting juist uitvoering aan hetgeen in de wet wordt bepaald, namelijk dat jeugdigen die verblijven op de ITA in een groep van tenminste twee personen dienen samen te draaien. Het samen draaien is, anders dan klager kennelijk meent, dan ook evenmin een beslissing van de gedragsdeskundige.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 65, eerste lid, onder m Bjj kan beklag worden ingediend tegen een beslissing genomen door of namens de directeur, als deze een beperking inhoudt van een recht dat de jeugdige bij of krachtens de Bjj of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.  

Van een beslissing van of namens de directeur is in het onderhavige geval geen sprake.

De beroepscommissie is daarnaast van oordeel dat het ‘niet rekening houden met een gevoel van onveiligheid’ bij het samen draaien met een bepaalde groepsgenoot, zoals omschreven door klager, in deze zaak evenmin kan worden aangemerkt als een aan de directeur toe te rekenen beslissing, waardoor het recht op een adequate behandeling mogelijk zou worden geschonden.  

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 25 juni 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven