nummer: 18/382/GV
betreft: […] datum: 28 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 februari 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is in september 2017 teruggeplaatst vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Nadien heeft klager driemaal negatief gescoord bij urinecontroles, als gevolg waarvan hij is gepromoveerd naar het plusprogramma. Tussen de positieve score op cocaïne en de onderhavige verlofaanvraag zat vijf maanden tijd. Klager is op advies van de trainers gestopt met de leefstijltraining, maar er is uitdrukkelijk opgemerkt dat klager altijd verscheen en hij de groep niet negatief heeft beïnvloed. Als klager daadwerkelijk niet mee zou werken aan zijn re-integratie, had hij gedegradeerd moeten worden. Klager heeft een forse straf ondergaan en nog een beperkt strafrestant. Hij heeft dus veel belang bij algemeen verlof.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft zich in september 2017 driemaal binnen een week niet gehouden aan de voorwaarden van zijn plaatsing in de z.b.b.i. De verlofaanvraag betreft de eerste sinds klagers positieve score op harddrugs. Daarnaast is klager gestopt met de leefstijltraining die was opgenomen in zijn re-integratieplan. Klager was niet gemotiveerd en gaf aan geen problemen te hebben met drugsgebruik, terwijl dit wel degelijk het geval is. Klager scoorde van september 2014 tot juli 2016 regelmatig positief op drugsgebruik en – na een onderbreking – vanaf juni 2017 wederom. Klager is naar aanleiding van een positieve score op cannabis teruggeplaatst vanuit de z.b.b.i. en scoorde daarna, op 18 september 2017, positief op cocaïne.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat dit de eerste verlofaanvraag sinds een positieve score op harddrugs betrof en klager niet meewerkt aan zijn re-integratie.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits het verlof onder de in het re-integratie- en resocialisatieplan geadviseerde voorwaarden wordt opgelegd.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens poging tot afpersing in vereniging, poging tot doodslag en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De einddatum van klagers detentie is in beginsel bepaald op 1 oktober 2018.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Klagers aanvraag is afgewezen omdat hij laatstelijk op 18 september 2017 positief scoorde op cocaïne bij een urinecontrole en omdat hij onvoldoende meewerkte aan de leefstijltraining.
In het kader van het drugsontmoedigingsbeleid is een positieve score op harddrugs bij een urinecontrole in beginsel redengevend voor intrekking van het eerstvolgende verlof. De nadien verstreken tijd speelt hierin wel een rol. Nu er ten tijde van de bestreden beslissing bijna vijf maanden waren verstreken sinds de positieve urinecontrole en klager sindsdien meermaals negatief heeft gescoord bij urinecontroles, kan de positieve urinecontrole van 18 september 2017 de bestreden beslissing niet dragen.
De (onvoldoende) mate waarin klager meewerkte aan de leefstijltraining, kan de bestreden beslissing – ook in samenhang met voornoemde urinecontrole – evenmin dragen. De beroepscommissie overweegt hiertoe als volgt. In het advies vrijheden is vermeld dat de trainers na twee trainingen hebben geadviseerd om klager niet meer deel te laten nemen, omdat klager zich niet kan herkennen in de onderwerpen die in de training worden besproken, niet omdat klager niet wil deelnemen. Klager heeft de training niet negatief beïnvloed. Klager heeft aangegeven dat hij sinds anderhalf jaar geen middelen meer gebruikt, op één (feitelijk: twee) positieve urinecontrole(s) na. In klagers trajectplan staat dat hij zou worden aangemeld bij een kliniek, indien de leefstijltraining onvoldoende zou zijn. Hiervan is kennelijk geen sprake.
Gelet op het vorenstaande, in combinatie met klagers naderende einddatum, is beroepscommissie van oordeel dat klagers belang om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij dient te prevaleren, ondanks de risico’s met betrekking tot drugsgebruik, waarvan sprake is (geweest). Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 28 juni 2018.
secretaris voorzitter