Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0371/GA, 11 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            18/371/GA

betreft:               [klager]                datum: 11 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.M. Pinners, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 februari 2018 van de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. J.J.M. Pinners, mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad en de heer […], behandelcoördinator bij voornoemd Complex.

Als toehoorder was ter zitting aanwezig de heer mr. dr. J. de Lange, lid van de afdeling Rechtspraak van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 1.            De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 15 februari 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef onder a, van de Pbw (verder te noemen a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.            De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. Klager bestrijdt dat hij gestoord is in zijn geestesvermogens en dat dwangmedicatie nodig is. Klager wordt agressief bejegend en dat maakt hem angstig. Hij gaat op geen enkele manier akkoord met het innemen van medicatie. Het is onrechtmatig om hem te dwingen tot het innemen van medicatie. Dit levert een forse schending van zijn lichamelijke integriteit op. Er is namelijk geen sprake van een psychose en ook niet van gevaar. Klager ontkent dat hij druk en chaotisch gedrag vertoont, dat hij schreeuwt over de afdelingen en bedreigingen uit. Hij gedraagt zich rustig en normaal. Ook veroorzaakt hij geen overlast op de afdeling en werkt hij rustig mee. Klager is niet overtuigd van zijn eigen gelijk, maar gelooft in zichzelf. Het kwetst klager dat gezegd wordt dat hij een oninvoelbaar karakter heeft.

De directeur heeft in beroep haar standpunt als volgt toegelicht. Klager meende dat hij onterecht vastzat en veroorzaakte daardoor overlast. Dit lag ten grondslag aan de behandeling. Het gevolg van de behandeling was dat klager minder geagiteerd en in betere conditie was. De fysieke dreiging bestond uit het feit dat klager altijd een dreigende houding aannam, dwingend was en heel boos kon reageren. Hij had continu begeleiding van drie tot vier man nodig om escalatie te voorkomen. Klager uitte niet daadwerkelijke bedreigingen. Het had te maken met zijn motoriek en zijn blikken. Er heerste voortdurend de angst dat het kon escaleren en klager overschreed voortdurend grenzen. Daarbij zat hij in voorlopige hechtenis vanwege een geweldsincident.

3.            De beoordeling

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.

Uit het uittreksel behandelplan, de verklaring van de onafhankelijk psychiater en het behandelde ter zitting constateert de beroepscommissie dat voldaan is aan alle verifieerbare stappen en vereisten tot het opleggen van een a-dwangbehandeling. De noodzaak tot een a-dwangbehandeling is onvoldoende weersproken. Daarnaast is ter zitting uitgelegd dat de fysieke dreiging voortkomend uit een stoornis bestond uit een continue angst voor escalatie voortkomend uit de boze, agressieve houding van klager. Ter voorkoming van de escalatie moest klager steeds begeleid worden door drie tot vier mannen.

De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. W.A.T. Bos, leden, in tegenwoordigheid van  mr. A.G. Dekker, secretaris, op 11 juni 2018

              

 

                secretaris            voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven